Tehilliem 16 leren wij over de nederigheid van Dawied Hamelech. Juist deze nederigheid is de kroon van zijn majesteit. Midrash Shocher Tov 18:28 vertelt dat Dawied Hamelech 3 sterke eigenschappen bezat: kracht, Tora en nederigheid. Zijn ogen waren altijd op de grond gericht, omdat hij vreesde om naar boven kijken. Dit uit ontzag voor Hasjem. Wanneer hij tussen onderdanen liep, zo kan de Zohar ons vertellen, had hij nimmer een trots gevoel. Toen Hasjem Dawied had gekozen als koning van Israël, begon Dawied te huilen: “Ik heb niets gedaan om dit te verdienen. Alles wat ik bereikt heb waren Jouw daden” [Tana d'Bei Eliyahu 18].
“Michtam...” Volgens Rasji bestaan er meerdere betekenissen voor het woordje michtam. Hij houdt het op een speciale muzikale arrangement, terwijl Radak vermoedt dat het om een instrument gaat. De Talmoed ziet machtam als een combinatie van 2 woorden: mach – nederig en tam – onschuldig. Dawied Hamelech was niet alleen nederig, maar hij gedroeg zich klein en volkomen onschuldig met alles. Zowel voor als na zijn kroning kleineerde hij zichzelf tegenoverstaande van zijn Toraleraren [Sotah 10b]. “Sjmarenie 'el kie chasitie vach... bescherm mij, Oh G'd waarin ik mij toevlucht heb genomen” [Pasoek 1]. Alleen in Jou en in niets anders [Radak]. Zelfs wanneer iemand tekort schiet in goede daden, waardoor hij geen goddelijke bescherming verdient, het enkele feit dat hij zich tot Hasjem wendt voor redding, zorgt ervoor dat hij Hasjems bescherming verdient [S'fas Emes].
Je mag geen namen van afgoden in je mond nemen Degene die Jouw soevereiniteit ontkennen [Rasji], “jirboe 'atsvotam...mogen hun zorgen vermenigvuldigen...”. Want het tegenovergestelde is de waarheid voor diegene die Hasjem volgen, want Hasjems zegeningen verrijken waardoor geen zorgen zullen toenemen [Misjle/Spr. 10:22]. En die achter “acher...nog een...” god aan rennen en offeren aan natuurlijke krachten, is volgens Rav Hirsch alsof hij spirituele zelfmoord pleegt. Het is namelijk een ontkenning van het beeld van G'd waarnaar de mens geschapen is. Juist dat beeld stelt ons mensen boven de dieren. “Oeval 'esa' 'et sjmotam 'al sfataj... noch zal ik hun namen op mijn lippen dragen...” [pasoek 4]. Noch dat ik offer aan vreemde goden, zo zal ik de namen van deze vreemde goden niet uitspreken [Sjemot 23:13: Noem de naam van vreemde goden niet... wesjem ‘elohiem ‘acheriem lo' tazkieroe... ... lo' jisjma' al-piecha...laat het niet door jouw mond gehoord worden...].
Lotsbepaling “'Atta tomiech goralie.... Jij begeleidde mijn lot...” [pasoek 5]. Een ieder die naar deze wereld komt en zijn geest laat inspireren en zijn intellect hem het verstand geeft, dan heeft hij de gelegenheid om zichzelf apart te stellen door voor Hasjem te staan om met Hem te leven en Hem te dienen. Als hij Hasjem werkelijk begrijpt en het rechte pad blijft volgen zoals Hasjem hem oorspronkelijk maakte, zal hij de last van materiële plezier – waar de mensen op zoek gaan voor een zogenaamd gelukkig leven – van zijn nek schudden. Deze man is zeker heilig, een heilige der heiligen en G'd zal zijn deel en zijn vastgoed zijn voor eeuwig en altijd. In deze wereld wordt hem een vermogen toegewezen dat voor al zijn behoeften zal volstaan, precies zoals G'd ruimschoots voorzag in de Kohaniem en de Levi'iem. Dit is zoals Dawied Hamelech, gezegend is zijn herinnering, zei: “Hasjem is mijn deel, Jij begeleidde mijn lot...” [RaMBaM, Shmita V'Yovel 13:13]. Metzudas David leert verder dat Dawied Hamelech in feite zei: “Hasjem, Jij inspireert mij en en wekte in mijn ziel het verlangen om mijn geloof alleen in Jou te plaatsen!”Radak leert verder dat dit de reden is waarom Dawied Hamelech goddelijke leiding verdiende: “hij die komt om zichzelf te louteren, ontvangt hemelse bijstand” [Yoma 38b].
Betreft de lotsbepaling van Hasjem in iemands leven [hasjchachah pratiet...G'ddelijke toezicht op de individuele Jood]: hoewel in het Jodendom bchierah chafsjiet – de vrije wil – een kardinale regel is, betekent enkel dat Hasjem niemand een richting in dwingt. Wat Hij wel doet is iemand beïnvloeden nadat iemand een vrije keuze heeft gemaakt in een bepaalde richting. Als iemand genegen is om berouw te tonen en tot Hasjem wendt, zal Hasjem hem zeker helpen en in zijn hart moed planten zodat hij alle obstakels in zijn leven tot een goed einde kan brengen.
De zeven hellen “kie lo' ta'azov nafsjie lisj'ol... omdat Jij mijn ziel niet in de lager wereld zal verlaten...” [pasoek 10]. Het lichaam vergaat in de grond, maar mijn ziel zal niet in die richting gaan, de lagere wereld; het graf. Jij zal voor zeker mijn ziel verheffen naar de plaats van Jouw glorie [Radak]. “Lo' titen chasiedcha lir'ot sjachat... noch dat Jouw vrome getuige zal zijn van Vernietiging". Malbim leert dat sjachat in de Geschriften een verwijzing is naar een premature dood: “Jij oh G'd zal hen doen dalen in een bron vol verderf, mannen van bloed en bedrog halen niet de helft van hun dagen [55:24]. Rabbi Yehoshua ben Levi zei dat sjachat een van de 7 namen van de Gehinnom is. De namen zijn: bor sj'on, b'er sjachat, 'avadon, sj'ol, 'erets tachtiet, tiet hajanwen en tsalmawet [Eroevin 19a].
Je moet in dit leven loskomen van het materiële om in Hasjems nabijheid te komen na de dood “Todie'enie... Jij zal aan mij onthullen...” [pasoek 11]. Volgens Rasji is dit een profetische verklaring over de toekomst van de ziel. Ibn Ezra leert dat wanneer de ziel uit het lichaam gaat, dan zal Hasjem het pad onthullen waarlangs de ziel moet reizen om te kunnen opstijgen naar de hemelen om bij de hemelse engelen verblijven. Deze onthulling kan alleen plaats vinden wanneer de ziel zich losmaakt van de alledaagse beslommeringen van deze lagere wereld en is vrij om de waarheid oog in oog en van aangezicht tot aangezicht te zien. “Sova' smachot...de volheid van vreugde...” Deze vreugde is eindeloos. Het is de vreugde die in de toekomst zal plaatsvinden [Rasji]. De geleerden leren dat 'sova' ook gelezen kan worden als 'sjeva', wat zeven bekent. Deze zeven is een verwijzing naar de zeven categorieën [zeven choepa's/luivels overeenkomend naar de rang van rechtvaardigheid] van de rechtvaardigen die bestemd zijn om in Hasjem's aanwezigheid te mogen verblijven. “'Et panecha... in Jouw aanwezigheid...” Het gaat om speciale vreugden van onthullingen van Olam Haba [Metzudas David]. “Biemienecha... aan Jouw rechterhand...” is de meest vooraanstaande posities voor Hasjem die een rechtvaardig mens hoopt te bereiken. “Netsach... voor altijd...”. De geschenken van de goddelijke onthulling zal nooit verdwijnen.
Hiermee geeft deze Tehilliem een volledig beeld van de toekomstige beloning voor de rechtvaardigen. De Malbim besluit: 'netsach' beschrijft de eeuwigdurende bestaan van geestelijke krachten die geheel gescheiden zijn van de beperkingen van tijd en ver boven tijd staan. Bij netsach spreken wij over een vorm van eindeloosheid, hetgeen eindeloos is, maar ten opzichte van de grenzen van deze lagere wereld tijd 'le'olam' [voor altijd] wordt genoemd.
Bronnen: Sefer Tehillim met commentaren vanuit de Talmoed, Midrash en Rabbinale bronnen van Artscroll Tenach Series
De volgende sjioer geeft Rabbi Mizrachi uitleg over zowel Tehilliem 13, 14, 15 als 16. Vanaf 01:12:00 tot het einde geeft hij uitleg over Tehilliem 16. Hij weet de Tehilliem altijd in onze huidige tijd te plaatsen.