18 Adar 5784 | 28 maart 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
De Tempel is niet meer…
Publicatiedatum: zondag 12 juni 2011 Auteur: Dayan mr. Drs. R. Evers | 1.715 keer gelezen
Jeruzalem [Al-Quds], Opperrabbijn R. Evers, De Misjkan en de Bejt Hamiqdasj »

...een sfeerschets hoe het wel was.

De Tempel werd meer dan 1900 jaar geleden verwoest. We rouwen er nog steeds om. De sfeer bij de diensten is een kwestie van overlevering. Van generatie op generatie is deze traditie betrouwbaar gebleken. De bewijzen uit andere bronnen zijn niet werkelijk belangrijk. Toch is het interessant om de beschrijving van Rabbi Ja’akov Emden in zijn sidoer Amoedé Sjamajiem te volgen. Het ging over de komst van de Hogepriester in het Heiligdom op Jom Kippoer en de wijze waarop hij het Heiligdom verliet.

Romeinse consul
Het is een sfeerschets door de Romeinse consul Marcus Annius, Praetor te Jerusalem, die als ooggetuige alles schriftelijk vastlegde: ”De tweede dienst, die ik van de Israëlieten bijwoonde, was de komst van de Hogepriester in het Heiligdom. Want, hoewel ik met de eigenlijke godsdienstoefening op de Verzoendag niet bekend was, zo was ik toch ooggetuige van de plechtige intocht van de Hogepriester en van zijn uittocht uit de Tempel, een plechtigheid die mij zo deed verbazen, dat ik de Almachtige prees, dat Hij deze mensen van Zijn heerlijkheid heeft meegegeven.

Zeven dagen vóór de bij hen zo belangrijke dag, welke zij de Grote Verzoendag noemen, werden er in het huis van de Hogepriester zetels geplaatst, voor het opperhoofd van de Priesterorde, voor de Vorst, de opperaanvoerder van de Priesters en de Koning, behalve zeventig andere, zilveren stoelen, voor de Senatoren.

Alle blikken zijn op u gericht
Zodra deze allen bijeen waren, stond de oudste van de Priesters op. Hij sprak de Hogepriester vermanend maar toch uiterst minzaam aan: ”Merk op, voor wie gij verschijnen zult, en bedenk dat gij, zodra gij de aandacht verliest, onmiddellijk dood ter aarde kunt neervallen, terwijl bovendien de hoop van heel Israël op verzoening de grond ingeslagen wordt. Alle blikken zijn dus op u gericht. Ga uw levenswandel nauwkeurig na. Hoe makkelijk immers kunt gij niet een ogenschijnlijk kleine zonde begaan hebben, die – want de beoordeling van schuld of verdienste staat alleen aan de Alwetende - tegen vele goede handelingen en verdiensten kan opwegen! Onderzoek en reinig dus ook uw priesterlijke broeders. Stel u levendig voor ogen, hoe u hier voor de Koning aller koningen verschijnt, die op Zijn rechterstoel zit en alle booswichten verafschuwt. Zou u daar wel de vijand (boze neiging) willen meebrengen?”

Zó sprak hij. De Hogepriester gaf hem daarop de plechtige verzekering, dat hij niet alleen boete over zijn eigen vermoedelijke zonden had gedaan, maar ook dat hij zijn ambtsbroeders in het heilige voorhof, in de naam van de Bewoner van de tempel (G’d), bezworen had, boete te doen.

Grote eerbewijzen van de koning
Ook de koning sprak hem toen minzaam aan, beloofde hem – om zijn geest te verheffen – grote eerbewijzen zodra hij, na het einde van de dienst, het heiligdom zou verlaten; en daarop werd afgekondigd en uitgeroepen, dat de Hogepriester gereed was om zich naar zijn kamer in het heiligdom te begeven. Nu stroomde al het volk toe om hem te vergezellen. Ik was ooggetuige van de volgende optocht.

De stoet
Vooraf gingen allen, die afstammelingen van de Israëlitische koningen waren. De voornaamste liep het dichtst bij de Hogepriester. Daarna volgden de afstammelingen van het huis van David in nette volgorde, terwijl een heraut, die hun voor af ging, met luide stem riep: ”Bewijs eer aan de heer David!”. Hierbij sloten zich de Levieten aan, dertig duizend in getal. Hun aanvoerders waren voor deze gelegenheid in een fijn blauw, de Priesters echter, vierentwintig duizend in getal, in een fijn wit gewaad gekleed. Achter deze volgden de zangers, dan de toonkunstenaars, de trompetters, de portiers, de bereiders van het reukwerk, de vervaardigers van het voorhangsel, vervolgens de erewachten en de Archivisten, een eretroep Cartophelos, alsmede alle overige beambten van het heiligdom. Op deze volgden de zeventig Senatoren en de Hogepriester, voorafgegaan door honderd Priesters met zilveren bijlen – om plaats te maken – terwijl alle oudste Priesters paarsgewijs de stoet sloten.

Zo ging de stoet plechtig naar het Beet Hamikdasj, de Tempel. Bij alle hoeken van de straten werd de stoet gestopt door de Rosjee jesjivot. de voorzitters van de Hogescholen, die de Hogepriester als volgt aanspraken: ”Heer Hogepriester! Wees ons welkom! Bid G’d voor ons leven in ons beroep, om ons in Zijn leer te laten groeien.”

Oorverdovend Ameen
Bij de eerste poort van de Tempelberg aangekomen, deed men een gebed voor het behoud van de regering van David, voor de kohaniem, en voor de Heilige tempel. Een oorverdovend Ameen liet zich horen uit de mond van de verbazend grote volksmenigte, zodat de vogels uit de lucht neervielen. Nu boog zich de Hogepriester voor het verzamelde volk, sprak het huiverend en huilend toe voor zijn afscheid, en begaf zich, door twee aanvoerders van de Priesters vergezeld, naar zijn kamer, waar hij zeven dagen doorbracht.

Uittocht
Dit is de intocht; nog mooier echter was de uittocht. Bij die gelegenheid ging de gehele bevolking van Jerusalem, in witte gewaden gekleed, allen met brandende kaarsen in de hand, hem voor. Alle huizen waren verlicht, met borduurwerken behangen en versierd, en – zoals mij door de priesters werd verteld – zelden kon de Hogepriester door de grote volksmassa voor middernacht zijn huis bereiken, want niemand wilde naar huis terugkeren, zonder de Hogepriester de hand gekust te hebben.

De volgende dag gaf de Hogepriester zijn vrienden en familieleden een prachtig feestmaal. Hij vierde de dag als een ‘heilige feestdag’ omdat het hem was gegeven geweest het heiligdom behouden te hebben mogen verlaten. Tenslotte liet hij een gouden tafel vervaardigen, met het opschrift: ”Ik Hogepriester …. zoon van de Hogepriester ….. heb opperpriesterlijk in de verheven en heilige tempel, ter ere van G’d, de dienst op de Verzoendag verricht, in het jaar …na de schepping. Hij, die mij deze dienst waardig achtte, moge het ook mijn zoon vergunnen voor de Heer te dienen!” (uit het machzor van Polak en Ameringen – 5625/1865). In de drie treurweken om het verlies van de Tempel denken wij echter ook positief, naar de Messiaanse verlossing.

Jeroesjalajiem en de Tempel
De Tempel is niet meer in ons midden. Toch staat de Tempel te Jeroesjalajiem centraal in ons denken. Dag in dag uit. Wanneer wij aan het einde van de dienst op Jom Kippoer en na afloop van de Seider op Pesach "Lesjana haBa bieroesjalajiem" - volgend jaar in Jeroesjalajiem - zingen, komt hierin onze positieve toekomstverwachting tot uiting. Onze hoop op het Messiaanse tijdperk en de herbouw van de Tempel zijn nauw met elkaar verbonden. De eindtijd ligt niet meer veraf. In de Talmoed is de belofte vastgelegd, dat de Masjie'ach zich voor het jaar 6000 zal openbaren (we leven nu in 5768). Als de schijn niet bedriegt, lijkt dit bevrijdingsproces reeds op gang gekomen te zijn. De bekende Talmoed commentator Maharasja (Rabbi Samuel Edels, 16e eeuw) beschrijft een oude traditie, waarin een bepaalde politieke vrijheid in het land Israël wordt aangekondigd voor de komst van de Masjie'ach. De Tora-exegeten Ramban en Redak vermelden verder, dat inzameling van de ballingen (kibboets galoejot) onder de auspiciën van de volkeren zal geschieden, terwijl de Talmoed hieraan toevoegt, dat de bodem van het land Israël weer gecultiveerd zal worden voor de komst van de Masjie'ach. De voorwaarde, dat het grootste deel van het joodse volk in Israël moet wonen, is echter tot op heden niet vervuld. Maar de kibboets galoejot en de wederopbouw gaan hand in hand, hetgeen wij vandaag de dag met onze eigen ogen aanschouwen. Onze toekomst ligt in ons verleden. Hoe kwam men vroeger tot spirituele perfectie?

Religieuze vakantie
Drie maal per jaar op Pesach, Sjawoe'ot en Soekot moest iedereen "voor het Aangezicht van G'd verschijnen” (Devariem 16:16). De mitswa - het gebod - van 'alijat regel' (pelgrimstocht) krijgt een interessante dimensie indien we het omschrijven als een soort religieuze vakantie. In het eerste, tweede, vierde en vijfde jaar van een sjemita-cyclus – een zevenjarige cyclus, die culmineerde in het Shabbatical year, waarin alle velden braak moesten liggen en alle armen van de veldopbrengst mochten leven - werd een kleine negen procent van de bruto landbouwproductie gespaard als tweede tiende om hiermee eten te kopen in Jeroesjalajiem gedurende de pelgrimstochten. Dit leidt tot een moderne regelgeving; ook tegenwoordig geven wij nog acht à negen procent van onze jaarinkomsten uit aan vakantie!

G'ddelijke inspiratie
In tegenstelling tot de moderne mens ging men in de oudheid niet zonnebaden op een lawaaiig strand maar men begaf zich op weg om zich te laven aan de G'ddelijke inspiratie, die men in Jeroesjalajiem en in het bijzonder in de Tempel deelachtig kon worden. Tijdens de drie jaarlijkse vakanties (dit is toch heel modern!) werd niet alleen de relatie met G'd verdiept maar ook de onderlinge band tussen Joden uit alle hoeken van het land werd weer aangehaald.

Zovele gelijkgerichte burgers bijeen gaf het joodse volk in religieus en moreel opzicht iedere Jom-Tov (feestdag) weer nieuwe kracht en frisse moed. De Tempel in Jeroesjalajiem verenigde het Joodse volk en richtte deze nationale eenheid op G'd.

1   |   2      »      
Pagina index:
Copyright © 2011 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.