19 Adar 5784 | 28 maart 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
Designbaby: de maakbare mens – een Joodse optie?
Publicatiedatum: dinsdag 14 juni 2011 Auteur: Dayan mr. Drs. R. Evers | 2.106 keer gelezen
Opperrabbijn R. Evers, Wetenschap, Ouderschap »

Voordeelsverbod
Rabbi Jechezkeel Landau is van mening dat de begraafplicht voor miskramen haar oorsprong vindt in het verbod om enig voordeel te ontlenen aan het stoffelijk overschot. Hij meent dan ook dat de begrafenis het middel is om te voorkomen dat het voordeelsverbod wordt overtreden (Noda biJehoeda I:2:90).

Het verbod om voordeel te ontlenen aan een miskraam wordt uitgewerkt door rabbi Jonathan Eybeschütz in een responsum over een wat uitzonderlijke, diep treurige, vraag die hem eens werd gesteld. Een vrouw had een miskraam van een zeer vervormd foetus. Omdat haar familie bijzonder arm was en de man veel op reis moest, werd aan Rav Eybeschütz de vraag voorgelegd of de man het afwijkende foetus op sterk water zou mogen zetten en mee zou mogen nemen op zijn reizen langs de dorpen om het foetus het publiek te tonen, waarvoor hij enige betaling zou kunnen verwachten. Op deze manier zou de vraagsteller in staat zijn om zijn familie te onderhouden.

Op sterk water
Het antwoord van Rabbi Eybeschütz luidde dat behalve de dwingende gewoonte om ook foetussen te begraven, deze onderneming niet zou kunnen worden toegestaan omdat het verboden is om enig voordeel te ontlenen aan een stoffelijk overschot, ook al was dat ‘slechts’ van een foetus. Ongeveer een eeuw later werd een min of meer identieke vraag gesteld aan rabbi Jacob Ettlinger (19e eeuw). Een Joodse dokter wilde een interessante foetus voor wetenschappelijke doeleinden op sterk water bewaren. Rabbi Jacob Ettlinger is echter van mening dat een miskraam niet begraven hoeft te worden, waaruit misschien zou kunnen volgen dat er geen voordeelsverbod bestaat bij het stoffelijk overschot van een miskraam. Niettemin weigert hij toestemming voor de bewaring van een miskraam op sterk water omdat hij van mening is dat een nefel, miskraam, begraven moet worden om priesterlijke verontreiniging te voorkomen.
Rabbi Mosje Sofeer (19e eeuw) stelt, dat het verbod om enig voordeel te ontlenen aan een stoffelijk overschot, niet afhankelijk is van de verplichting om te begraven. Ook al zou er geen begrafenis bestaan voor een nefel is het toch verboden om hier voordeel aan te ontlenen (Responsa II: 336).

Pikoe’ach nefesj – het redden van een leven
In feite stelt de Joodse wet dat het overtreden van alle verboden is toegestaan in gevallen van levensgevaar en levensredding, behalve in geval van de drie hoofdzonden: afgoderij, moord en ontucht. Niettemin is wetenschappelijk onderzoek, zelfs indien dit op den duur levensreddend zou blijken, niet belangrijk genoeg om leven daarvoor op te offeren. Rabbi Jechezkeel Landau bespreekt postmortum-onderzoeken door pathologen-anatomen. Hij stelt onomwonden, dat een verbod uit de Tora alleen kan worden opgeheven om iemand te redden die zich reeds in gevaar bevindt. Rabbi Mosje Sofeer zou dit chole lefanenoe –“een patiënt ligt voor ons” - noemen. Toraverboden mogen, en moeten, worden genegeerd wanneer het gaat om het redden van een leven, maar worden niet opgeheven voor mogelijke toekomstige levensgevaarlijke situaties. Zou dit namelijk wél het geval zijn, dan zou er vrijwel geen verbod uit de Tora meer overeind blijven omdat er bijna altijd wel situaties zijn, waarbij mogelijkheden zouden bestaan van levensgevaarlijke situaties. Volgens Rabbi Jechezkeel Landau mag een autopsie dan ook niet worden uitgevoerd in de vage hoop dat er mogelijk levensreddende informatie vrijkomt in het proces van dat postmortum-onderzoek.
Niettemin geeft rabbi Landau aan dat, wanneer een chirurg nog een andere patiënt heeft die voor dezelfde aandoening behandeld moet worden en de autopsie zou kunnen aangeven waar de buik het makkelijkst kan worden ingesneden om chirurgisch trauma zo veel mogelijk te verminderen, autopsie toegestaan zou moeten worden. Voldaan moet dus worden aan een duidelijke verwachting dat anders onbekende en onkenbare informatie, die kan leiden tot levensreddende behandeling, verloren gaan.

Abortus om mensenlevens te redden
Niettegenstaande het voorgaande mag toch niet elk verbod om het leven van mensen te redden worden overtreden. Enige tijd geleden was een vrouw bereid abortus te ondergaan om hersenweefsel voor haar vader te krijgen, die leed aan de ziekte van Parkinson. Vernietiging van een foetus om het leven van de moeder te redden heeft in de rabbijnse literatuur veel aandacht gekregen. De Misjna (Mondeling Leer) stelt dat, wanneer de moeder tijdens de zwangerschap of de bevalling in levensgevaar is en de foetus haar bedreigt, embryoectomie toegestaan is om het leven van de moeder te redden. Maimonides (Hilchot Rotse’ach 1:9) stelt niet alleen dat het leven van het kind ondergeschikt is aan het leven van de moeder, maar kwalificeert de embryo als een agressor. Maimonides geeft hiermee aan dat het leven van de foetus alleen maar opgegeven wordt omdat hij een agressor is en het leven van zijn moeder bedreigt. Verschillende commentatoren wijzen erop dat Maimonides kennelijk van mening is dat het doden van embryo's een vorm van moord is, hoewel er geen doodstraf op staat.(Igrot Mosje, 4:69 en 71)

Voordeel uit onethisch handelen
Gebruik van hersenweefsel van embryo's om het leven te redden rechtvaardigt een abortus provocatus niet. Hoezeer abortus ook tegen de Joodse wet indruist, toch bestaan er geen overwegende bezwaren tegen gebruik van hersenweefsel nà een verboden abortus. Organen van een slachtoffer van moord mogen worden gebruikt om andere levens te redden en dit betekent geenszins medeplichtigheid aan de moord. Hetzelfde geldt dus voor abortus. Hoewel dit onder normale omstandigheden strikt verboden is kent de Joodse wet geen Miranda-principe, dat illegaal verkregen hersenweefsel achteraf tot levensreddend gebruik zou verbieden. Toch verlaagt het gebruik van dergelijk weefsel onze maatschappij. Het zou een bepaalde legitimiteit aan dergelijke experimenten verlenen en zou minder gewetensvolle individuen aanmoedigen om verder te gaan met dit soort onethische experimenten in maatschappijen, die dit niet direct verbieden.

Niet ten koste van een ander
Ondersteuning vanuit de overheid voor experimenten waarbij hersenweefsel van foetussen wordt gebruikt voor de behandeling van ziekten van derden, zal ongetwijfeld leiden tot een toename van het aantal abortussen. Daar dit laatste zéér ongewenst is, is aanmoediging daarvan eveneens ongewenst. De vraag die hier aan de orde is kan worden vergeleken met de kwestie of men iemand mag redden, terwijl bekend is dat hierdoor het leven van iemand anders eindigt. Dergelijke vragen worden zeer regelmatig beschreven in de werken van de grote Poskiem (halachische beslissers). Uit de uitgebreide halachische literatuur wordt duidelijk dat het niet is toegestaan om een zieke te genezen ten koste van het leven van een ander (Sjach 4:163:18).

De therapeutische baby: eerste stap naar tekentafelbaby
“Tot nu toe was het leven van Zain een nachtmerrie. En als hij groter is, zal hij weten dat hij gaat sterven. Hoe zal hij reageren als hij beseft dat er iets had kunnen gebeuren om hem te redden?”
Shahana Hashmi, mama van de drie jaar oude Zain, een thalassemiepatiëntje
Raj en Shahana Hashmi uit Leeds mochten via IVF-behandeling een baby ter wereld brengen wiens bloed het leven van hun driejarige zoontje Zain kon redden. Er wordt een reageerbuisbaby gemaakt om een ander kind te redden. Zain moet om de drie à vier weken een bloedtransfusie hebben om te overleven. Om de dag krijgt hij medicijnen om zijn lichaam te ontdoen van ijzer. Die medicijnen hebben nare bijwerkingen: nachtblindheid, pijnlijke spieren, gezwollen benen en diarree.
Ze spelen niet voor G’d, zo bezwoer het echtpaar. Hun enige motivatie om door middel van reageerbuisbevruchting een baby ter wereld te brengen, is het redden van hun kind: “Heeft Zain geen recht op een leven zonder ziekten?”.
Familie Hashmi kreeg begin juni 2006 toestemming van de Britse Human Fertilisation and Embryology Authority (HFEA) een reageerbuisembryo te laten maken als donor van beenmerg voor hun zoontje Zain die lijdt aan thalassemie, een erfelijke bloedstoornis die leidt tot ernstige bloedarmoede. Met het beenmerg van de embryo kan het leven van Zain wellicht worden gered. Een wereldwijde zoektocht naar beenmerg met een perfecte genetische code voor de jongen leverde niets op.

«      1   |   2   |   3      »      
Copyright © 2011 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.