12 Niesan 5784 | 18 april 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Eten is een spirituele ervaring
Publicatiedatum: zondag 24 juni 2012 Auteur: Dayan mr. drs. R. Evers | 1.477 keer gelezen
Voedsel en Kasjroet, Opperrabbijn R. Evers »

“Het volk werd echter ongeduldig op de weg en sprak tegen G’d en Mosjé: `Waarom heeft u ons uitgevoerd uit Egypte om te sterven in de woestijn? Want er is geen brood en geen water en wij hebben afkeer van het Manna, die nietige spijs’ (Bemidbar 21:5 e.v.). Wat is het unieke van een maaltijd? En waarom neemt eten zo een belangrijke plaats in in het Joodse leven? Het eerste verbod uit de Tora was een eetverbod. Eten vormt een belangrijk onderwerp in de filosofie en de dagelijkse Jodendomsbeleving.
 
Niet bij brood alleen
Voor zijn bestaan is de mens afhankelijk van lagere vormen van leven op aarde, en speciaal van de aarde zelf. Nu lijkt het paradoxaal dat brood de mens in leven houdt, daar dit voor het blote oog immers op een veel lager niveau in de Scheppingsorde staat dan de mens, die een G’ddelijke ziel herbergt. Omdat echter de dode materie door gebrek aan duidelijk herkenbare levenskracht juist een grotere transcendente (onzichtbare) scheppingskracht herbergt, is het niet langer tegenstrijdig dat alle “hogere” dingen voor hun bestaan afhankelijk zijn van de aarde. In dit licht bezien zijn ook de woorden van de Tora beter te begrijpen: “Niet bij het brood alleen leeft de mens, maar met alles wat uit de mond van G’d voortkomt, daarop leeft de mens” (Dewariem 8:3). Dit betekent dat het niet het fysieke brood is wat de  mens in leven houdt maar het G’ddelijke woord of de G’ddelijke kracht die het brood laat zijn vanuit een creatio ex nihilo – een schepping uit het niets. Deze transcendente scheppende G’ddelijke kracht is het sterkste in de dode materie of in het plantenrijk; daarom kan de mens hiermee in leven worden gehouden.
 
Een aardse woonplaats
Het uiteindelijke doel bij het scheppen van deze wereld was dat G’d voor Zichzelf een “woonplaats wilde in de meest duistere, fysieke wereld”. De belangrijkste taak van het Joodse volk is dan ook om het materiële in iets spiritueels te veranderen. Het lichaam is een schepping van ondoorzichtig materiaal maar de ziel heeft de  mogelijkheid om haar licht ook in de grootste duisternis te doen schijnen en is in staat om het fysieke lichaam te veranderen in licht. Dit is het belangrijkste doel bij de schepping van de mens en de afdaling van zijn ziel. Het lichaam wordt omgevormd van “duisternis naar licht” en wordt transparant voor de G’ddelijke ziel. Het lichaam is als een instrument voor de ziel. Zonder het lichaam kan de ziel niet opereren in deze aardse realiteit. Maar de fijnheid en zuiverheid van ons lichaam  bepaalt hoe sterk en hoe krachtig de doordringing van de ziel naar de fysieke wereld om ons heen kan zijn. De kwaliteit van het eten (kasjroet) bepaalt de kwaliteit en transparantie van het lichaam.
 
De religieuze kringloop
Op school hebben wij geleerd over de natuurlijke kringloop van mineralen die worden opgenomen in de planten, die weer worden gegeten door de dieren, die op hun beurt weer worden geconsumeerd door de mens. In de biologische kringloop komt de mens uiteindelijk weer terug in de aarde. In het Joodse denken bestaat een dergelijke kringloop ook maar meer op spiritueel niveau. Door te eten neemt men de G’ddelijke levenskracht uit de materie en assimileert die aan zichzelf. Steeds hoger reikt men op die ladder, waarbij de Tora-kringloop stelt dat de ziel uiteindelijk weer wordt opgenomen in het G’ddelijke. Dus uit de laagste, aardse objecten, sluist het menselijk lichaam die G’ddelijke vonk door naar de ziel, die contact heeft met G’d. Zo is de spirituele kringloop rond. Het moge duidelijk zijn dat ascese – zelftuchtiging – en reeksen vastendagen niet door het Jodendom worden aangemoedigd. Door zich te verwijderen van de fysieke wereld is men niet in staat om deze te verheffen en op een hoger plan te tillen.
 
Mijn tafel is een altaar
Net als het altaar in de Tempel heeft ook de tafel de mogelijkheid om verzoening te bewerkstelligen: “Het houten altaar was drie el hoog en twee el lang en breed. De hoeken, het voetstuk en de wanden waren ook van hout. En hij zei tot mij: ‘Dit is de tafel die voor G’d staat’.” (Jechezkeel 41:21-22). Het vers begint met  het altaar maar eindigt met de tafel. Rabbi Jochanan en Reesj Lakisj verklaren beiden: “Ten tijde van de Tempel zorgde het altaar voor verzoening; tegenwoordig is het iemands tafel waarmee de zonden vergeven worden” (B.T. Chagiga 27a).
Hoe kan een tafel voor verzoening zorgen? Door de liefdadigheid die men in de maaltijd betoont: “Open je huis wijd en laat de armen je huisgenoten zijn”, was een gevleugelde uitdrukking van Jose  ben Jochanan, een bekende geleerde uit Jeruzalem in de tweede eeuw voor de jaartelling. Het was dit soort liefdadigheid dat Rabbi Jochanan ben Zakkai in gedachten had als vervanging van de Tempeldienst, na de verwoesting in het jaar 70: “Een keer liepen Rabbi Jochanan ben Zakkai en Rabbi Josjoe`a de stad Jeruzalem uit, toen de laatste de verwoeste Tempel zag. ‘Wee ons, riep hij, vanwege de verwoesting van de plaats waar de zonden van het Joodse volk werden uitgewist’. Toen zei Rabbi Jochanan tot hem: ‘Mijn zoon, wees niet bedroefd. We hebben iets anders dat – net als de Tempel – verzoening kan brengen: liefdadigheid. Er staat toch geschreven: ‘Want liefdadigheid verlang Ik en geen dierenoffers?’ (Hosjea 6:6)”. Volgens de Middeleeuwse geleerde Maimonides bestaat er een speciale plicht om juist op de feestdagen armen uit te nodigen. Door behoeftigen uit te nodigen geven we aan de feestvreugde een spiritueel tintje door ook aan anderen te denken.
 
Maaltijd centraal in mystiek
In de mystieke leer wordt de maaltijd gezien als een symbool van het hele leven. De interactie en maatschappelijke contacten worden gezien als het sociale gebeuren bij een gemeenschappelijke maaltijd. In de middeleeuwse literatuur wordt de wereld voorgesteld als een gedekte tafel, waar we alleen nog maar aan hoeven plaatsnemen. Net zoals wij het concrete voedsel tot ons nemen, absorberen en daarvan groeien, is ook de uitwisseling van ervaringen met onze medemensen en G’d aan tafel en daarbuiten voedsel voor de ziel. Een maaltijd in heet in het Hebreeuws ‘se’oeda’. Het is opgebouwd uit twee Hebreeuwse woorden ‘sod’ (geheim) en het getal ajin-he (75), dat anders gelezen het woord ‘mila’ (woord) vormt. De maaltijd vormt de verbale uitwisseling van ieders eigen geheim.
 
Eten pro Deo
Daarom zijn speciaal onze Sjabbatmaaltijden zo gezellig en intiem. De eettafel is de meest menselijke ontmoetingsplaats en wordt daarom niet voor niets in de Joodse literatuur verheven tot een Mizbe’ach (altaar). De interactie tussen mens en G’d vindt via de offers plaats op het altaar in de Tempel. Nu wij de Tempel niet meer hebben, vindt de interactie bij ons thuis plaats, dat als het ware een klein heiligdom vormt. Onze tafel vormt het Mizbe’ach (altaar), waaraan wij onze aardse zegeningen aanbieden aan onze gasten en onze materiele zegeningen verheffen tot geestelijk voedsel door lesjeem Sjamaiem te eten om daaruit kracht te putten voor de vervulling van onze geestelijke opdracht.

1   |   2      »      
Copyright © 2012 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.