12 Niesan 5784 | 20 april 2024
Parasja
Bereesjiet/ Genesis     Sjemot/ Exodus     Wajjikra/ Leviticus     Bamidbar/ Numeri     Dewariem/ Deuteronomium     Combinaties     Feestdagen     
Parasja / Jitro / Commentaar Overzicht | Inzicht | Haftara | Commentaar
Sjemot/ Exodus 18:1-20:23 | door: Devorah
Het tweede Gebod: verbod op afgoderij
Het verbod op afgoderij behelst:
  1. verbod te geloven in afgoden
  2. verbod op het maken van afgoden of afgoden te bezitten
  3. verbod op afgoden te aanbidden. Het aanbidden is ook weer onderverdeeld in vier vormen van eredienst:
    • Lichamelijke en geestelijke uitputting
    • Slachting van dieren
    • offers en
    • plengoffers van wijn of andere vloeistoffen op een altaar
  4. verbod op het aanbidden van een afgod in de betekenis dat het uniek is, ook al wordt de methode niet voor andere afgoden gebruikt. Een voorbeeld is dat de afgod Pe'or werd aanbeden door in het openbaar de grote boodschap te doen die je normaliter op het toilet zou doen en Merkoelis (Mercurius) werd aanbeden door stenen naar het beeld te gooien. Indien deze merkwaardige handelingen voor andere afgoden gebruikt zou worden, zou het een uitdrukking van verachting zijn en dan is het toegestaan. Maar wanneer het voorgeschreven handelingen van zo'n eredienst is, is het verboden.
Vs. 3...'al-panaj...voor Mijn aangezicht... "zolang Ik besta", en aangezien Hasjem eeuwig is, is dit verbod een voor eeuwige verbod (Rasji). Om een menselijke koning voor zijn gezicht te tarten is een grote vorm van verraad. Aangezien Hasjem óveral aanwezig is, maakt het niet uit waar je aan afgoderij doet, het is altijd voor Zijn aangezicht (Ibn. Ezra en Sforno).

Geleerden zoals de RaMBaM en de RaMBaN ea. hebben de oorsprong van afgoderij kunnen traceren. In Parasja Bereesjiet lezen wij in 4 vers 26: En ook Sheth werd een zoon geboren; hij noemde hem Enosj - mensenkind - ...'az hoechal liqro' besjem Adonaj ...Toen begon men met het aanroepen in de naam van de Eeuwige.

De Tora leert ons dat de generatie van Enosj begonnen is met afgoderij, welke was de verderfelijkste invloed voor de mensheid is geworden. Deze generatie - legt Rasji uit - creëerde absurde situaties door G'ddelijke kwaliteiten aan mensen en levenloze voorwerpen in de Naam van Hasjem toe te schrijven. RaMBaM legt ons in Hilchot Avodas Kochaviem 1:1-2 uit dat er een groot misverstand om het ontstaan van avodah zara is ontstaan. In het begin dachten de mensen dat zij Hasjem júist aanbaden door de Hemelse wezen als Zijn afgezanten op aarde te eren, zoals het gepast is dat je de ministers van de een koning eert. Deze gedachte raakte steeds meer ontaard. Men begon te geloven dat deze machten en wezens onafhankelijke entiteiten waren. Hierdoor vergaten zij Hasjem Zelf en men nam vervolgens aan dat alle machten - in wat voorstelling men ook koos - toegekend konden worden om deze te vereren.

In het begin werden eerst de engelen, wat hemelse geestelijke wezens zijn, aanbeden. Deze cult werd uitgebreid zodat ook de zon, maan en de sterren werden aanbeden. Zelfs mensen met bijzondere gaven, zoals par'oh en Neboechadnessar, werden als goden gezien. De afgodendienaars dachten dat door hun eredienst de macht van het wezen of de koning zou toenemen. Zij zouden naast hun aanzienlijke macht, hun gids tot hun lot zijn. Uiteindelijk ontaarde het beginsel zodanig dat men ook de kwaadaardige, semigeestelijke sjediem - demonen - aanbaden.

Hasjem verbiedt niet alleen de aanbidding van een afgod, maar verbiedt ook de afgod zelf. Pesel ... temoenah... gesneden beelden... gelijkenis... (Vs.4) R'Hirsch leert dat een gesneden beeld een driedimensionale accurate afbeelding van een ding of een persoon is en een gelijkenis is een symbolisch beeld dat gesneden kan zijn, maar ook getekend of op wat voor manier dan ook gemaakt is. Je mag dit zelfs niet voor een niet-Jood maken of een niet-Jood de opdracht geven dit te maken. Dit is in het verlengde dat je een niet-Jood niet voor jou op Sjabbat mag laten klussen.

Vs. 5...qana'... jaloers De Tora gebruikt deze uitdrukking alleen wanneer er sprake van afgoderij is en wanneer een echtgenoot zijn vrouw van overspel verdenk (Bamidbar/Num. 5:14). Deze term wordt gebruikt wanneer er sprake van misbruik van vertrouwen is en wanneer iemand weigert iets op te geven wat rechtmatig van hem is. In de context van afgoderij moeten wij weten en erkennen dat Hasjem Alleen het Recht heeft om door mensen aanbeden te worden en accepteert zulk soort uitdrukkingen van mensen naar andere schepsel niet. Mechilta leert dat Hasjem zei: "Betreft afgoderij ben Ik ijverig in het uitvoeren van straffen, maar in andere zaken ben Ik welgevallen en genadig". In het zinsverband van de jaloerse echtgenoot die beweert dat zijn vrouw hem met een andere man samenleeft, weigert hij de trouw op te geven waar hij recht op heeft!
... ‘Aoz ‘avot ‘al-baniem... de zonde van de vaderen op de kinderen... De Tora leert ons dat kinderen niet verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor de daden van de ouders. Dit lijkt een contradictie.

De geleerden leren ons dat deze vloek alleen betrekking heeft op kinderen die de zonden van hun ouders zichzelf eigen maken. Sanhedrin 27b stelt dat in zulke gevallen de kinderen deze zonden van hun ouders adopteren als zonden van henzelf. Geschiedenis leert dat zonden die over de generaties herhaald worden, gecultiveerd of een onafhankelijke levensstijl worden en dus een maatschappelijk aanvaardbaar fenomeen wordt. Deze zonden werden vervolgens beschouwd als een stel nieuwe normen en waarden. Wanneer de kinderen bewust voor deze normen en waarden kiezen en de wegen van hun ouders continueren door hun gedrag over te nemen, dan heeft die veel meer kracht dan de daden van een enkele dwalende generatie. De zonden van de kinderen die de wegen van hun ouders adopteren als van henzelf, zijn giftiger dan wanneer het zonden zijn die in hun generatie op zichzelf zouden staan. Hasjem noemt zulke mensen "Mijn vijanden".
De Talmoed spreekt van een kind dat is gekidnapt en opgegroeid door gojiem. Dit kind treft geen blaam en is niet verantwoordelijk voor de daden die hij nooit als zonden heeft geleerd. Een Jood dat op een geassimileerde wijze opgroeit, valt ook niet onder Sjmot 20:5! In zulke gevallen gaat de straf voor de zonden van de ouders niet tot voorbij vierde generatie. Ondertussen toont Hasjem Zijn vriendelijkheid voor duizenden generaties... we'oseh chesed la'alafiem... Dat zijn minimaal tweeduizend generatie in toekomst. Tosefta, Sotah 3:4 leert dat de beloning van goede daden vijfhonderd maal groter is dan de stafmaat voor de zonden.

Meer over afgoderij wordt in parasjot 'Acharei Mot, Kidoesjiem en Behar uitgebreid besproken.

pagina 8 / 18 [1]      «      6   |   7   |   8   |   9   |   10      »      [18]
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.