Zegen en vloek over de zonen van Noah
vers 18-19 leer Abarnel ons dat de afstammelingen van Sjem Azië beslaat, dat de afstammelingen van Ham Afrika beslaat en Jafet de EU.
vers 23”Wajiqah Sjem… en Sjem nam…. staat er ipv wajiqiem Sjem wejafet… en sjem EN Jafet namEN.
Sjem was de initiatiefnemer om de schaamte van zijn vader Noah met een kleed te bedekken. Als beloning kregen de nakomelingen van Sjem (in het bijzonder de Israëlieten) de mitswe van de Tsietsit. Jafets nakomelingen zou een begraafplaats ten deel vallen Ik zal aan Gog daar een begraafplaats geven Ez. 39:11; Bereesjiet 10:2.
Ham behandel zijn vader Noah met minachting en over zijn nakomelingen werd gezegd: zo zal de koning van Asjoer wegvoeren de gevangenen van Egypte en de balling van Aethiopië, jongelingen en grijsaards, naakt en barrevoets en ontbloot van schaamdelen… Jesjajahoe 20:4; Bereesjiet 10:3.
Vervolgens lezen wij in vers 25Aroer beka’an!... Vervloekt is Ka’an!, de zoon van Ham. Hasjem had Noah en zijn zonen al gezegend waardoor Noah Ham niet meer kon vervloeken. Daarom vervloekte Noah zijn kleinzoon. Daarnaast was het duidelijk dat zijn kleinzoon betrokken was in dit schandaal omdat er staat geschreven wajar’ Ham avie Kena’an… Ham vader van Kena’an zag… Sommige tradities leren ons dat het Kena’an was die zijn opa in schaamte zag en dit aan zijn vader Ham vertelde die op zijn beurt naar zijn vader “gluurde” en passief bleef. Sanhedrin 70a oppert dat Kena’an ontucht op zijn grootvader pleegde.
|