10 Niesan 5784 | 18 april 2024
Parasja
Bereesjiet/ Genesis     Sjemot/ Exodus     Wajjikra/ Leviticus     Bamidbar/ Numeri     Dewariem/ Deuteronomium     Combinaties     Feestdagen     
Parasja / Wajera / Commentaar Overzicht | Inzicht | Haftara | Commentaar
Bereesjiet/ Genesis 18:1-22:24 | door: Devorah

De tiende beproeving volgens RaMBaM en Rasji: de Akeidah
Dagelijks dawnen miljoenen Joden ...'aval'anachnoe 'amcha benej verietecha * benej 'avraham 'ohavcha sjenisjba'ta lo behar hamorijah * zera' jitschaq jehiedo sjene'qad 'al gav hamizbeach 'adat ja'aqov bincha bechorecha * sjesamachta bo qara'ta 'et-sjmo jisrael wiesjoeroen... maar, Jouw volk zijn wij, deelgenoten in het verbond met Jou, afstammelingen van Avraham, Jouw vriend die Jij op de berg Moriah onder ede een belofte gaf, nakomelingen van diens enige zoon, Jitschak, die op het altaar gebonden werd, de gemeenschap van Ja'aqov, Jouw eerstgeboren zoon, die Jij zo onuitsprekelijk lief had en met Jij zo innig blij was, dat Jij hem Jisrael en Jesjoeroen noemde...
Hoe belangrijk is de tiende beproeving - de Akeidah - als voorbeeld voor ons dat dit dagelijks in onze sjachariet (ochtendgebed) aangehaald wordt! Het vat samen dat de Joden - hoe moeilijk het ook is - vast besloten zijn Hasjem te dienen. Abarbanel leert ons dat dit de reden is voor Jisrael's bestaan.
Deze test was extra moeilijk. De vorige negen testen zijn rationeel verklaarbaar. Deze niet. Avraham kon - dit tav Iesjma'el - geen slechte neiging in Jitschak vinden. Anders zou Hasjem Jitschak niet ...bincha 'et-jechiedcha... jouw enige zoon (Vs. 22:2) noemen. Een van onze rabbijnen leert ons telkens weer dat de Geschreven Tora slechts een vorm van een soort steno is, waardoor wij zonder Mondelinge Tora heel veel missen en hierdoor verkeert interpreteren. Vandaar dat de Talmoed uitgebreider op vers 2 ingaat en het volgende bij verteld wat nu nog meer door Hasjem tegen Avraham gezegd is:
Hasjem: "Neem jouw zoon"
Avraham: "Maar ik heb twee zonen. Welke zal ik nemen?"
Hasjem: "'et-jehiedcha!"
Avraham: "Maar elke zoon is de enige zoon van zijn moeder."
Hasjem: "'asjer-'ahavta... van wie jij houdt"
Avraham: "Maar ik hou van hen beide"
Hasjem: "'et-jitschaq...Ik bedoel Jitschak..."
Er zijn twee redenen waarom Hasjem niet direct "neem Jitschak" zei. Hij wilde een plotseling bevel vermijden, opdat Avraham's gehoorzaamheid niet geïnterpreteerd wordt als een staat van gedesoriënteerde verwarring (vandaar dat het drie dagen reizen is alvorens het bevel uitgevoerd kon worden). Wij zien hier duidelijk dus dat de status van Jitschak in Hasjems ogen onveranderd is, vandaar dat deze beproeving tot aan het einde niet rationeel vatbaar voor Avraham is.

Vers 2 vertelt ook dat Hasjem zei: ...qach-na'...neem ajb... Avraham was 137 en Jitschak was 37. Hoe weten wij dat? Sarah was 90 toen Jitschak geboren werd. Zij was 127 jaar toen zij stierf (Vs. 23:1). Zij stierf omdat zij altijd gedacht had dat Jitschak wél geofferd werd. Vandaar dat wij zeker weten dat hij 37 was. Omdat Jitschak in zijn bloei van zijn leven was, was het onmogelijk voor de oude Avraham om zijn zoon te dwingen. De Zohar leert ons dat Jitschak G'ds wil wilde doen.

Opmerkelijk is dat nergens staat dat Hasjem zei dat Avraham Jitschak moest offeren. Hij zei...weha'alehoe...breng hem naar boven... Hasjem was helemaal niet van plan om Jistchak te laten slachten. Hij wilde alleen dat hij naar boven gebracht zou worden om als offer klaar gemaakt te worden. Nu Avraham dit zeer letterlijk nam, zei Hasjem Jitschak niet te offeren (Vs. 12. Toch heeft Avraham Hasjems eerste gebod niet verkeerd opgevat. De algemene regel is dat de persoon die het dier heeft uitgekozen is om geofferd te worden het dier ook op het altaar brengen en te offeren. Hij moet dus de gehele offerings-rite uitvoeren. ALLEEN HASJEM kan Avraham dus vertellen dat hij Jistchak NIET mag offeren (Rabbi Chaim Soloveitchik).

Vs. 3...wajasjchem... wajachavosj...stond vroeg op... en hij zadelde... De zin geeft aan dat Avraham niet aarzelde om Hasjems gebod op te volgen, hoe moeilijk en irrationeel het gebod ook was/leek. Hij negeerde zijn eigen gevoel en haastte zich om zijn verplichting te doen. Daarom is het de gewoonte om besnijdenissen - als dat mogelijk is - vroeg in de morgen te doen (Pesachiem 4a). Verder leren wij van Avraham dat liefde voor Hasjem normale menselijke houding negeert (Sanhedrin 105b). Avrahams hoge spiritualiteit en zijn voortdurende kalme gemoedsgesteldheid zorgde ervoor dat hij die nacht ook gewoon kon slapen. ...sjnej ne'arajw... twee jonge mannen... Avraham nam Eliëzer en Iesjma'el mee (Midrasj).

Vs. 4...wajare' 'et-hamaqom merachoq...en nam de plaats van verre waar...Avraham zag een wolk over Moriah hangen en herkende hierin Hasjems Aanwezigheid (Pirkei D'Rabbi Eliezer).
Avraham: "Jitschak, mijn zoon, zie jij wat ik zie?"
Jistchak: "ja"
Avraham begreep dat Jitschak een bepaalde spirituele niveau bezat en dat hem offeringswaardig maakte.
Avraham: "Zien jullie - (Eliezer en Iesjma'el) - wat ik zie?"
Nee.
Avraham stelde hen in dezelfde categorie als zijn ezel en zei: sjevoe-lachem poh 'im-hachamor...bijf hier bij de ezel... (vs. 5).
...wanasjoevah...en wij zullen terugkeren... (Vs.5) Opmerkelijk is dat Avraham niet zei ík zal terugkeren. Rasji leert ons dat Avraham onbewust een profetie uitsprak dat hijzelf en Jitschak van Moriah samen zouden terugkeren.

Vs.9...waja'aqod 'et-jitschaq...hij bond Jitschak... Waarom bond Avraham Jitschak vast? Hij was een 37 jarige man die zijn vader met gemak aan kon en dat wist hij. Daarom zei Jitschak tegen zijn vader: "Vader, ik ben een sterke jonge man en jij bent oud. Ik ben bang dat wanneer ik zie dat jij mij gaat slachten dat ik instinctief mezelf zal van jou zal losrukken en jou zal verwonden. Ik zal waarschijnlijk hierdoor mezelf ook nog eens verwonden, waardoor ik niet meer voor het offer geschikt zal zijn. Bindt mij goed vast zodat ik het gebod tot een goed einde breng". Daarop bond Avraham Jitschak, zijn zoon direct vast (Midrasj.

Toen gebeurde iets wonderlijks. In de sjioer De reden van het bestaan van de Cheroeviem leren wij hierover iets opmerkelijks:

Vandaar dat je volgens RaMBaM als Jood wel in engelen móet geloven. De reden is dat je door iedere mitswe die je doet, een engel creëert. De Misjnah leert zodra je sterft, heb je - naar gelang het aantal mitswot je hebt vervuld - een hoop engelen om je heen verzameld, die voor jou in jouw dood vechten. Wat je ook doet, je creëert dus spirituele identiteiten. Al onze acties gelden. RaMBaM leert dat wanneer je in engelen gelooft inherent staat met het geloof in s'jar we'onesj (beloning en straf) gelooft.
...
Hasjem gaf Avraham de opdracht Jitschak te offeren. Het was niet Hasjem die Avraham tegen hield, maar een engel. Waarom? Hasjem stuurde geen engel, maar doordat Avraham in staat was de mitswe van het offeren van Jitschak een invulling te geven, creëerde hij middels de kracht van de mitswe de engel. Vervolgens zag hij een ram en offerde deze in de plaats van Jitschak. Dit was de tweede mitswe die een tweede engel die in Bereesjiet 22:15 verscheen. De Hebreeuwse tekst vermeld het woordje sjeniet; tweede. "Nogmaals" is daarvan slechts een verbastering (!).

Pesikta Rabbasi leert ons dat Akeidah op Rosj Hasjana plaatsvond. Vandaar dat wij deze pasoekiem van Akeidah tijdens de tweede dag van Rosj Hasjana lezen.

Terug naar Avrahams bovenmenselijke devotie voor Hasjem... zijn bovenmenselijke devotie zorgde ervoor dat Hasjem deed besluiten dat Hij ons beloofd dat wij altijd zullen overleven en dat de overwinning tot op de dag van vandaag in onze handen ligt.

pagina 8 / 9 [1]      «      5   |   6   |   7   |   8   |   9      »      [9]
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.