18 Adar 5784 | 28 maart 2024
Parasja
Bereesjiet/ Genesis     Sjemot/ Exodus     Wajjikra/ Leviticus     Bamidbar/ Numeri     Dewariem/ Deuteronomium     Combinaties     Feestdagen     
Parasja / Ekev / Overzicht Overzicht | Inzicht | Haftara | Commentaar
Dewariem/ Deuteronomium 7:12–11:25 | door: Ohr Somayach
Indien Israël zorgvuldig is met het in acht nemen van zelfs die „kleine" mitswot waar men gewoonlijk „overheen loopt", dan, zo belooft Mosjé hen, zullen zij het meest gezegende volk zijn op de hele wereld. Mosjé vertelt Bnei Jisraël dat zij het Land Kena'an stukje bij beetje zullen veroveren, zodat het land niet onder de voet zal worden gelopen door wilde beesten, in de periode dat de Israëlieten nog niet in staat zijn zich adekwaat te organiseren en zich in het hele land te vestigen.

Na de Israëlieten opnieuw te hebben gewaarschuwd om al de gehouwen beelden van de Kena'anitische afgoden te verbranden, wijst Mosjé er nadrukkelijk op, dat Tora ondeelbaar is, en niet vatbaar voor slechts gedeeltelijke gehoorzaamheid. Mosjé beschrijft het Land Israël als een land van tarwe, gerst, druiven, vijgen, en granaatappelen, een land van olie-opbrengende olijven en dadelhoning. Mosjé waarschuwt de Israëlieten niet hooghartig te worden, en te denken dat wat zij in Erets Jisraël hebben het resultaat is van hun eigen kracht en inspanning; zij moeten zich daarentegen herinneren dat het Hasjem was die hun welvaart en succes bezorgde. Evenmin dreef Hasjem de Kena'anieten het land uit wegens de rechtvaardigheid van Bnei Jisraël maar veeleer wegens de zonden van de Kena'anieten; want de weg vanuit Sinai was een catalogus van kleine en grote zonden en opstanden tegen Hasjem en Mosjé.

Mosjé bespreekt de gebeurtenissen nadat Hasjem de Tien Geboden had uitgesproken op Sinai tot in details, en hoe dat culmineerde in het omlaag brengen van een tweede stel Stenen Tafels op Jom Kippoer. Het heengaan van Aharon wordt vermeld, samen met de verheffing van de Levieten tot dienaren van Hasjem. Mosjé wijst er op hoe de 70 zielen die afdaalden naar Egypte, nu zo talrijk zijn geworden als de sterren aan de hemel. Na de goede eigenschappen van het Land Israël te hebben opgenoemd, spreekt Mosjé de tweede paragraaf van het Sjema' uit, waarin nog eens in het kort de beloning wordt genoemd die volgt op het houden van de mitswot, en de straf voor het niet houden daaraan.

Bron: Joods Leven
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.