Tesjoeva; berouw Vs. 26:40-41 wehitwadoe... 'af-'anie 'elecha 'immo beqerie... dan zulle zij schuldbekkennen... Ik zal Me ook naar hen met bevalligheid gedragen. De commentaren vragen af waarom deze berouw met een stroom van woede wordt uitgesproken. Chizkuni legt uit dat Hasjem het berouw zal afwijzen omdat deze berouw niet helemaal gemeend is. Volgs de Gaon van Wilna is deze berouw wel menis, maar niet volledig. Daarom is de zonde niet geheel uitgewist. Hasjems antwoord is zeer uitgebelanceerd: om Jisrael te beïnvloeden dat zij tesjoeva moeten doen met alle harten, zal Hasjem doorgaan met straffen, maar in antwoord op het berouw, zal hij Zijn straf met compassie temperen. Or HaChaim legt uit dat de beide verzen een deel van de tesjoeva is en noemt de waarheden op wat Jisrael als waarheid moeten erkennen. Wat wordt hiermee bedoeld? Hasjem is voor generaties erg geduldig geweest. Mensen zondigen, maar zij ontvingen niet per direct de afstraffing. Sterker, omdat er niet direct een straf op kwam, dachten zij dat hun zonden (wat inmdiddels aangeleerd cultureel gedag is geworden) gewoon normaal goed gedrag was. Zij herkenden het niet meer als zonden, want ze ontvingen immers nog steeds zegeningen. Maw zij waren niet meer van hun zonde bewust. Toen de maat eindelijk vol was, herkenden zij de ellende niet meer als G'ddelijke straf, maar erkenden het als een toevalligheid. Hasjem eist dat een tesjoeva óók erkent dat de ellende een straf was van hun zonde. Alleen dan wordt de tesjoeva als compleet geacht. |