30 Tisjri 5785 | 01 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Omertellen in de halacha
Publicatiedatum: zondag 19 juni 2011 Auteur: Dayan mr. Drs. R. Evers | 2.182 keer gelezen
Halacha, Omer tellen, Opperrabbijn R. Evers, Minhagiem [Gewoonten en Gebruiken] »

De Omertelling bereidt ons voor op het ontvangen van de Tora. De Midrasj vertelt, dat de Tora pas werd gegeven, toen alle leden van het Joodse volk elkaar in een verdraagzame eenheid konden aanvaarden. Misschien is het daarom, dat de Tora geen duidelijke datum aangeeft voor Sjawoe’ot. Sjawoe’ot is niet afhankelijk van een vastgestelde datum. Pas na intermenselijke perfectie, dat zijn beslag heeft gekregen in de Omertelling, is men gereed voor het werkelijk ontvangen van de Tora. En dit is de bedoeling van het Omertellen: opvoeden in verdraagzaamheid met als motto “verbeter de wereld, begin bij uzelf”. Maar hoe geschiedt de telling in de praktijk?

De omvang der telling
De Talmoed vertelt ons hierover het volgende: “Het is een gebod de dagen te tellen en het is een gebod de weken te tellen” (B.T. Menachot 66a). De meeste Risjoniem zijn de mening toegedaan, dat de telling der dagen en weken geen aparte mitswot zijn maar één geheel vormen. Maimonides (Rambam) ondersteunt deze conclusie door de Omertelling inhoudelijk te vergelijken met de telling door het Sanhedrien van een cyclus van vijftig jaren, waarbij het vijftigste jaar werd uitgeroepen als Joweeljaar (Jubeljaar): “Evenals het Sanhedrien verplicht is de jaren van de Joweelcyclus te tellen van jaar tot jaar en van Sjemieta tot Sjemieta (Sjemieta is het “Sjabbat-jaar”, waarin onder andere de velden braak moesten liggen), zo ook is ieder individu verplicht de Omer te tellen van dag tot dag en van week tot week.” Evenals de Joweeltelling, ondanks de verschillende componenten, als één gebod geldt, zo ook is de Omertelling, on­danks de afzonderlijke telling van dagen en weken, één gebod... en indien de telling der dagen en weken afzonderlijke mitswot zouden zijn, dan zou men verplicht zijn hierover twee berachot uit te spreken!

Twee berachot
Toch is Rabbenoe Jeroecham van mening, dat telling van dagen en weken twee aparte mitswot vormen en uit zijn woorden blijkt, dat men gedurende het bestaan van de Tempel inderdaad twéé berachot over het Omertellen heeft uitgesproken. Zelfs volgens hen, die menen, dat het Omertellen (van dagen en weken) slechts één gebod is, bestaat het Omertellen niettemin uit twee componenten – dagen en weken.
Veel wordt verder gediscussieerd bij de Acharoniem over de vraag of men kan tellen door gebruik te maken van de letters van het Hebreeuwse alfabet (elke letter van het Hebreeuwse alfabet heeft een getallenwaarde). Heeft men zijn plicht vervuld door als volgt te tellen: “vandaag is het dag A(lef) ... vandaag is het dag B(eet) etc.? De halacha luidt, dat het niet geheel zeker is of men tellende via het alfabet zijn plicht heeft vervuld. Het is dan het beste opnieuw te tellen, maar zonder beracha. Was men niet meer in staat de ‘alfabet-telling’ nog dezelfde dag te rectificeren, dan is het niettemin geoorloofd de vol­gende dagen mèt beracha te tellen.

De wijze, waarop geteld moet worden
Men kan zijn gedachten op verschillende manieren uiten of gestalte geven: door te spreken, te denken, iemand anders voor zich te laten spreken (sjome’a ke’one) en schrijven. Al deze wijzen van expressie vormen onderwerp van discussie in de halachische literatuur omtrent het Omertellen. Tellen doet men normaliter met woorden. Of men ook in gedachte kan tellen is afhankelijk van de vraag in de Talmoed (B.T. Berachot 20b) of denken gelijk gesteld kan worden aan spreken (hirhoer kedibboer) of niet. In de Talmoed gaat het om de vraag of men de mitswa van Sjema in gedachten kan vervullen en de conclusie luidt dat denken niet gelijk is aan spreken. Daarom stelt Rabbi Chizkia da Silva dat ook bij het Omertellen men de mitswa niet kan vervullen door alleen maar het getal van de Omer te denken.

De Rabbijnen Eger
Zou men het Omertellen ook via schrijven kunnen vervullen? Dit lijkt een vreem­de vraag maar het komt geregeld voor. In vroeger dagen was het gebruikelijk om boven een brief de datum van de Omertelling te schrijven. Indien men nu vlak na nacht de datum van de Omer boven een brief geschreven heeft, mag men daarna nog een beracha uitspreken bij het Omertellen? Deze vraag vormde een menings­verschil tussen de bekende geleerde Rabbi Akiwa Eger en zijn oom Rabbi Wolf Eger. Hierbij doet zich het volgende probleem voor: bij het opschrijven van de datum van de Omer boven de brief had men absoluut niet de bedoeling om de mitswa (gebod) van het Omertellen te vervullen. Een mitswa zonder kawana (bedoeling om de mitswa te vervullen) heet wellicht geen mitswa, zodat men daarna met beracha nogmaals verbaal de Omer zou kunnen tellen.

De kawana (intentie)
De vraag naar kawana is een veel algemener probleem. Al in de Talmoed wordt de algemene vraag besproken of mitswot kawana vereisen, de intentie om de mitswa te vervullen. Rabbi Joseef Karo (1488-1575) paskent – beslist - in de Sjoelchan Aroech (Orach Chajiem 60), dat Tora-geboden intentie vereisen maar de vraag of Rabbijnse geboden kawana eisen blijft onbeantwoord en is nog steeds een meningsverschil tussen de Acharoniem - latere Geleerden. In de praktijk komt het probleem van wel of geen kawana vrij regelmatig voor. Stel, dat iemand mij vraagt: hoeveel dagen moeten er vandaag geteld worden voor de Omer? En ik antwoord zonder bedoeling om daarmee een mits­wa te vervullen: “vandaag is het zo en zoveel dagen van de Omer”. Heb ik nu de mitswa vervuld of mag ik nog met beracha de Omertellen?

Awoedraham
De psak – beslissing - van de Sjoelchan Aroech en de Acharoniem werd reeds door Awoedra­ham behandeld: als je gevraagd wordt welke dag van de Omer het vandaag is, moet je antwoorden: “Gisteren was het de zoveelste dag van de Omer”, want als je de telling van vandaag uitspreekt kun je daarna niet meer met de beracha tel­len”. De kwestie van kawana komt verder ter sprake bij een andere bepaling van de sefira (telling). De Rabbijnen (Poskiem) bespreken het geval van iemand, die meedawwent in een minjan, die ma’ariev – het avondgebed -dawwenen voordat het werkelijk nacht (ma’ariev dawwenen met minjan is reeds mogelijk vanaf plag hamincha, ongeveer één en een kwart uur voor het verschijnen van drie middelmatige sterren). In het minjan, waar je nu dawwent wordt – als onderdeel van ma’ariev – ook Omer geteld, maar ruim voordat het werkelijk nacht is. Mag ik met dit minjan de Omer meetellen? De Poskiem antwoorden, dat dit toegestaan is, op voorwaarde, dat je:

1. duidelijk niet de bedoeling hebt met deze telling de mitswa van sefirat Omer te vervullen (omdat je eigenlijk pas na werkelijk nacht wil tellen), en

2. je geen beracha uitspreekt bij het Omer-tellen in sjoel.

Zodra het nacht is, moet je dan thuis opnieuw Omer-tellen met beracha.

Voorwaardelijke telling
Nu zal men zich misschien afvragen, waarom we zo moeilijk doen. Tel gewoon niet mee in sjoel! In feite schuilt er echter een addertje onder het gras. We zijn name­lijk bang, dat men na nacht misschien vergeet te tellen. Voor de zekerheid moet men daarom meetellen in sjoel maar men moet hierbij een bepaalde voorwaarde maken: indien men na nacht niet zal vergeten te tellen, heeft men niet de bedoeling gehad, dat het Omertellen in sjoel zal meetellen. Vergeet men echter na nacht te tellen, dan geldt het Omertellen in sjoel als goede telling. Op deze manier kan men er zeker van zijn, dat men zijn plicht altijd vervult:

– telt men na nacht, dan geldt de telling voor nacht niet;
– vergeet men na nacht te tellen, dan telt het Omertellen in sjoel als telling en heeft men – bedie’ewed, achteraf – zijn plicht vervuld.

Voorwaarde mogelijk?
Kun je zo een voorwaarde wel maken? Oneg JomTov heeft hierover zo zijn be­denkingen. Hij maakt verschil tussen een wil en een kawana. Je wil kun je aan voorwaarden binden maar je kawana niet. Voor het sluiten van een huwelijk is bijvoorbeeld wilsovereenstemming tussen man en vrouw nodig; als één van beide partijen niet wil trouwen, is er geen geldig huwelijk. Iets, dat afhankelijk is van de wil, kun je binden aan voorwaarden. In het Joodse recht kan men bijvoorbeeld trouwen op voorwaarde, dat men binnen dertig dagen een huis vindt. Indien men geen huis vindt, is het huwelijk niet gesloten. Men zou ook een auto kunnen verkopen op voorwaarde, dat de remmen deugdelijk werken. Dit kan, omdat een verkoopcon­tract afhankelijk is van de wil van koper en verkoper. Het is echter een vraag of men een kawana aan voorwaarden kan binden, dus of men een voorwaardelijke bedoeling kan hebben.
Anders uitgelegd: of ik iets wil, is afhankelijk van omstandigheden; als de omstandigheden veranderen, verandert ook mijn wil. Ik wil een fiets huren, als het maar níet regent; als het wèl regent, wil ik géén fiets huren. Een kawana is echter iets feitelijks, dat wel of niet aanwezig is; bij een bedoeling kan men niet spreken van een voorwaardelijke intentie. Ik schrijf bijvoorbeeld een artikel om iemand anders van mijn gelijk te overtuigen; ik kan nu moeilijk zeggen, dat, als het artikel niet overtuigend genoeg blijkt, ik nooit de bedoeling gehad heb de ander van mijn gelijk te overtuigen. Een bedoeling kun je niet afhankelijk stellen van een voorwaarde. Daarom zegt Oneg JomTov, dat het niet mogelijk is bij het tellen in sjoel de bedoeling te hebben, dat, indien men na nacht vergeet te tellen, het tellen in sjoel als Omertelling geldt.

Twijfels
Het probleem van twijfels bestaat op ieder gebied van de halacha. Bij het uitspre­ken van berachot zeggen we doorgaans “safeek berachot lehakeel”: als men twijfelt of men een beracha moet zeggen, zegt men géén beracha. Bij de Omertelling zijn er verschillende soorten twijfels te onderscheiden; soms zijn er zelfs dubbele twijfels. Iemand heeft bijvoorbeeld vergeten ‘s avonds te tellen maar heeft dit overdag ingehaald. Mag hij de resterende dagen van de Omer nog met een beracha tellen? In dit geval is er sprake van een “sfek sfeka”, een dubbele twijfel. Allereerst is er de safeek of je met tellen overdag je mitswa kunt vervullen; indien het antwoord hierop ja zou zijn, dan is er helemaal niets aan de hand. Hij heeft zijn mitswa vervuld en mag de resterende dagen met beracha verder tellen. Ten tweede is er een safeek of het tellen van negenenveertig dagen één grote, langlo­pende mitswa is of dat het negenenveertig verschillende, kortdurende mitswot zijn. Indien de mitswa bestaat uit negenenveertig losstaande tellingen, zou men de resterende dagen van de Omer mét beracha kunnen tellen, ook indien men mid­denin één of meerdere dagen niet heeft geteld. Omdat hier sprake is van een dubbele twijfel of “sfek sfeka”, hebben de Poskiem bepaald, dat men verder mag tellen met beracha, indien men vergeten was ‘s avonds te tellen en men dit de volgende dag (voor nacht) heeft ingehaald.

1   |   2      »      
Copyright © 2011 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.