9 Adar 5784 | 19 maart 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
Jonah: het oordeel van de ziel
Publicatiedatum: zaterdag 05 oktober 2019 Auteur: de redactie | 1.530 keer gelezen
Jom Kippoer, Leven, dood en Opstanding der doden , Tefillot en Broches [Gebeden en Zegeningen], Straf en Beloning, Tesjoeva [Inkeer], Kaf Hajasjar »
Midrash Rabbah Parasja Chajjei Darah 59:6 zegt Rabbi Abba: "er zijn mensen die "oud" worden, maar "zonder dagen" en er zijn weer anderen "met dagen" maar niet "oud".” Dit betekent dat iemand welgesteld kan zijn, maar jong sterven en visa versa.

Wanneer iemand komt te overlijden, worden volgens de Zohar alle dagen van zijn leven door Hasjem beoordeeld. Geen dag wordt overgeslagen. De punten waarop iemand geoordeeld wordt zijn:
• is hij rechtvaardig is geweest?
• heeft hij constant vrees voor Hasjem gehad?
• heeft hij zich volledig aan Hasjem vastgeklampt, deveikoet?
• maar heeft hij ook met kavanah [volle overtuiging] zich ingezet voor Torah, mitswot en chesed?
Zo ja, dan zullen al zijn dagen bekroond worden en gekleed worden met pracht en verhevenheid.

Maar we kunnen gerust stellen dat het merendeel van de mensheid die leven en ooit hebben geleefd dit niet hebben gedaan. Wat gebeurt er dan?

Op Jom Kippoer wordt het boek van Jonah Hanavi gelezen. Hoewel Jonah een Jood was, was zijn opdracht de niet-Joodse Nineve [ligt in het huidige Irak] te waarschuwen dat zij tesjoeva [tot inkeer komen] moeten doen of anders zouden zij vernietigd worden.

Het boek van Jonah Hanavi is – net als de rest van de Torah – niet een simpel geschiedkundig verhaal. De gebeurtenissen rond Jonah is een namelijk een voorspiegeling wat er met je gebeurd wanneer je komt te overlijden.

Jonah betekent duif. De duif is een metafoor voor de ziel en wel de nasjama. Toen Jonah aan boord ging van het schip [metafoor voor het lichaam], betekende dit metaforisch dat de nesjama in de goef – lichaam kwam. Want een mens in deze wereld [van Assija] wordt vergeleken met een schip die de zee doorkruist. Zoals een schip op het oceaan vele problemen ondergaat, zo ondergaat een persoon in deze wereld ontelbare uitdagingen.

Ondertussen worden er ontelbare aanklachten dagelijks tegen een persoon bij het Hemelse Hof ingediend. Dit vanwege zijn zonden en overtredingen. En we mogen zo stellen dat de Alomtegenwoordige niet bepaald een tekort heeft aan ambtenaren om Zijn oordelen strikt te laten uitvoeren. Ondanks dit gegeven, denken de meeste mensen niet aan het feit dat zij in hun overtredingen verzuipen en maken ondertussen zichzelf wijs dat ze in elk geval nooit verantwoordelijk worden gehouden voor het geen zij hebben gedaan. Ze geloven werkelijk dat het Hemels Gerecht -chas wesjalom- hun corrupte gedrag negeert.

Tussentijds weten zij niet dat Hasjem Zich alleen maar inhoudt en wacht tot de persoon zijn limit heeft overschreden. Intussen blijft de zaak zich tegen hem opstapelen totdat de goddelijke toorn hem plotseling slaat, net zoals de storm die Jonah's schip trof. De harde storm werd steeds sterker en sterker, totdat het dreigde het schip te vernietigen. Op die manier schudden de oordelen vanuit Sjamajiem, Hemel, het lichaam van een persoon tot het moment dat zijn lichaam een breakdown krijgt en koortsig wordt. De persoon ligt nu in zijn ziekte/sterfbed [of hij nu jong of oud is] waar hij in diepe slaap valt. Dit is parallel aan wat is geschreven in Jonah 1:5. “En Jonah ging naar beneden naar de diepte van het schip en viel in slaap”.

Terwijl de persoon, de rasja, bedlegerig raakt, begint een geest in hem te ontwaken. Zijn jetser hara – slechte neiging - dringt hem juist in zulke momenten aan direct tesjoeva te doen, want zijn vertrek vanuit deze wereld is nabij. “En de kapitein [van het schip] sprak hem [Jonah] aan1:6. De Zohar leert dat de kapitein van ons lichaam [het schip] de jetser hara is. “En hij [de kapitein] zei tegen hem [Jonah]: “Waarom slaap je? Sta op en roep jouw G’d aan!” Met andere woorden, de jetser hara smeekt hem: “Dit is geen moment om te slapen. Jij staat op het punt geoordeeld te worden voor alles wat je in deze wereld gedaan hebt! Zorg ervoor dat je tesjoeva voor je Schepper doet!”

“Teveel leugens en misleidingen die je hebt gepleegd tijdens jouw leven zoals bij het uitvoeren van je beroep en het najagen van je levensonderhoud. Maak een chesjbon – balans, een afrekening – op en wees vooral niet trots op jezelf, want je kunt zien dat de dag van jouw overlijden nadert”.

In pasoek 8 wordt door de kapitein [jetser hara] ook aan Jonah [de ziel] gevraagd: “En waar kom jij vandaan?” En dat is: “Laat je trots en arrogantie varen en herinner je dat je werd geformeerd vanuit een verrotte druppel [zaad van de man]!”
“Wat is jouw land?” wordt nog steeds in pasoek 8 gevraag aan Jonah en dat staat voor de opmerking: “Merk op dat je gecreëerd werd uit de aarde en je zal terugkeren in de aarde”.
“Tot welk volk behoor jij?” gaat de kapitein tegen Jonah in pasoek 8 verder. Deze wordt door de jetser hara aan de rasja op zijn sterfbed herhaald met de opmerking: “Ga na of je voldoende voorouderlijke zchoet – gunst – hebt om je te bescherming b’et tsarah, in tijd van problemen”.
Dit zijn allemaal gedachten die de jetser hara bij iemand wakker maakt wanneer iemand op zijn ziektebeeld ligt. Waarom zou de jetser hara dit doen? Aangezien de jetser hara Satan is en dus de engel des doods.

Het antwoord kunnen we vinden in Midrash Rabba Bereesjiet 9:10. Daarin leren we dat de pasoek Bereesjiet 1:31 zegt "en het was inderdaad zeer goed" een verwijzing is naar de jetser hara en later verklaart de Midrash dat het de de Engel des Doods is. Kaf Hajashar vraagt zich af of de Midrash suggereert dat wanneer de dood nadert, zelfs de jetser hara goed wordt en de persoon aanzet tot tesjoeva.

Ondertussen basjamajiem, houdt het Hemels Bejt Din Din Torah – rechtszitting. De verdedigende engelen kaarten de zchoet van de persoon aan, terwijl de aanklagers zijn misdrijven voor de Kadosj Baroech Hoe voorleggen. Wanneer het besluit in het voordeel van de persoon valt, dan is alles goed. Maar wanneer er chas wesjalom is besloten dat de persoon moet sterven, dan kan er geconcludeerd worden dat de verdedigers zwoegden en zichzelf hard inspanden om hem te redden. Dit wordt gezinspeeld in de pasoek Jonah 1:13: "En de mannen roeiden hard terug naar het droge maar waren daar niet in staat dit te doen". Het onvermogen om terug te keren naar "het droge" betekent het falen van de verdedigers om de persoon van zijn ziektebeeld te krijgen in het licht van de uitspraak van het Hemelse Rechtbank.

Er zijn altijd drie afgezanten basjamajiem die altijd bij iemand zijn leven lang in de gaten houden. De eerste legt al zijn zchoet en schulden [awerot] vast. De tweede maakt een balans tussen zijn aantal dagen [dat zijn de dagen van welvaart, maar ook het aantal nuttige dagen zoals we in het begin leerden] ten aanzien van zijn jaren [de leeftijd dat iemand komt te sterven, de lengte van dagen]. De laatste afgezant is degene die hem vergezeld heeft vanaf het moment dat zijn ziel in de baarmoeder van zijn moeder werd gebracht.

De uitspraak van het Hemels Bejt Din rust niet, noch wordt het tot zwijgen gebracht totdat de persoon zijn taak vervuld heeft en zijn ziel uit het lichaam wordt gehaald. "En zij droegen Jonah" [1:5] is een verwijzing naar het moment dat iemands lichaam gedragen wordt naar de begraafplaats. Wanneer dit gebeurt, gaan herauten voor zijn kist uit. Als hij verdienstelijk geeft geleefd, proclameren zij "Geef eer aan het evenbeeld van de Koning. Laat hem in vrede komen!" Jesjajahoe 57:2. Dit is een verwijzing naar de pasoek 58:8 waarin staat: "En jouw rechtvaardigheid gaat voor jou uit." En dat is voor uit de doodskist.

Maar wanneer iemand zich verdoezeld heeft met zonden, chas wesjalom, dan wordt er "Wee die-en-die! Het zo beter geweest zijn als hij nooit geboren zou zijn!" Daarom staat er in Jonah 1:15: "En zou gooiden hem in zee en de zee stopte zijn woede". Dat is het moment dat iemand naar de begraafplaats wordt gebracht.

De vis die Jonah opslokte, staat voor het graf. Tijdens de eerste drie dagen nadat iemand is begraven, breken de ingewanden open. Na drie dagen gooien de ingewanden al het vuil over het gezicht van de overledene en zeggen: "Neem terug wat je in mij hebt gestopt! Jij at en drink maar je gaf niet aan de armen. Jij bracht al jouw dagen door alsof het feestdagen waren, terwijl de armen hongerig waren en niet werden uitgenodigd om bij jou te komen eten, dus neem maar terug wat je in mij hebt gestopt." Dat is de betekenis van de pasoek "En Ik zal uitwerpselen over jullie gezichten verspreiden, etc. [Melachi 2:3].”

Daarna komen de aangewezen engelen en plaatsen de ziel terug in het lichaam waarin het tot dertig dagen naar iemands dood verblijft. Tijdens deze 27 dagen ondergaat het lichaam vreselijke en bittere kwellingen. Zijn oordeel begint met de zonden die hij met zijn ogen heeft gedaan. Daarna ontvangt hij vreselijke klappen voor de zonden die hij heeft gedaan met zijn handen, voeten en de rest van zijn lichaam.

De ziel ondergaat bij elkaar zeven door verschillende oordelen heen zodra het deze wereld verlaat.
Din 1. Wanneer de ziel het lichaam verlaat,
Din 2. Wanneer hij naar het graf wordt gedragen en de herauten zijn kwade daden tot zijn schaamte verkondigen,
Din 3. Wanneer hij in het graf wordt geplaatst,
Din 4. *Zijn vreselijk lijden tijdens de Sjlosjiem [Dertig Dagen],
Din 5. Wanneer zijn vlees wordt opgegeten door de wormen en dergelijke dieren, Din 6. Wanneer hij wordt gestraft in Gehinnom [de hel],
Din 7. **Wanneer de ziel uit de heilige Deling [een gordijn] terug naar aarde wordt geworpen, waar het geen rust vindt totdat het is gezuiverd van zijn zinden en overtredingen [Kaf Haqela].

Daarom zou een ieder zijn beproevingen die hij doormaakt moeten herinneren. Ook moet hij de hoeveelheid leed die hij onderging en hoeveel huiveringen, trillen, zweten en beven die hij allemaal heeft doorstaan moeten memoreren voordat zijn ziel op zijn rustplaats komt.

De Zohar adviseert daarom dat een ieder dagelijks Tehilliem 103 en 104 opzeggen die met de woorden "Laat mijn ziel Hasjem prijzen" begint. En achteraf moet de persoon de volgende tefillah opzeggen: "Moge het zo zijn, Hasjem mijn G'd [en G'd van mijn voorvaders] mij gratie te geven en mij te vergeven voor de overtredingen en zonden die ik heb gedaan, zij het met mijn ogen of met de daden van mijn handen, voeten en lichaam. En aangezien de tijd zal aanbreken dat ik de wereld verlaat, ben ik niet in staat U te prijzen noch tesjoeva te doen. Daarom vraag ik nu dat U mij niet zal treffen na mijn dood, maar dat mijn ziel naar Gan Eden mag gaan zonder angst en verslagenheid.

En de dood komt vaak... onverwachts....

*Footnote: Hoewel iedereen een overledene zielig vindt wanneer hij of zij door omstandigheden broodmager het graf in gaat, is het tegengestelde de waarheid. Het is een zchoet om broodmager het graf in te gaan. Zij het als gevolg van ziekten en medicatie of door andere omstandigheden. Het lichaam heeft dan veel minder te lijden in het graf dan wanneer het dikker en zwaarder is.

**Footnote: Kaf haqela [lett. Slingshot; katapult], is de ziel als het ware staatsloos. Kaf haqela [wat beschreven wordt in 1 Sjmoel/Sam. 25:29] is bedoeld voor mensen die te slecht zijn om überhaupt de Gehinnom [hel] in te mogen. Tijdens de kaf haqela wordt je non-stop achtervolgd door vernietigende engelen en demonen die de persoon zelf door zijn of haar zonden hebt gecreëerd. Zij pijnigen hem en zitten altijd 'in yourface' voor de periode totdat als zijn klipot, de materie van deze wereld, van zijn ziel af is gevallen. De angst die de ziel ondergaat tijdens kaf haqela, veroorzaakt door deze vernietigende krachten, is veel erger dan een lichamelijke pijn.
Na kaf haqela zijn we er nog niet. Wanneer je de zchoet eindelijk zou hebben om uit die kaf haqela te komen, dan moet de persoon nog voor maximaal 12 maanden het Gehinnom in, een zuiveringsplaats met zeven niveaus. Bij bepaalde zonden kun je in het zevende en diepste niveau van de hel komen en daar zal - chas wesjalom - de zondaar nooit meer uitkomen.
"Kaf haqela betekent dat de ziel zich nergens kan verschuilen voor zijn misdaden, want deze daden zijn namelijk getransformeerd in vernietigende engelen die hem constant achtervolgen. De ziel kan geen plek vinden om zich te verschuilen - van de ene einde van de wereld naar de andere - want in de wereld van de zielen is alles anders dan in deze wereld..." In deze wereld kan je wanneer je je schaamt voor je daden, vluchten naar een plaats "waar niemand hem kent, of naar een andere stad of een ander land. Maar in de wereld van de Waarheid, waar alles ronduit zichtbaar is, waar geen plek is waar G'd niet wordt gevoeld, vindt de ziel geen plaats om in zijn schaamte te verschuilen" [Rabbi Nosson Zwi Finkel, de Alter van Slobodka 1849-1927, leider van de Moessarbeweging].
Hoe gaat dat in zijn werk? Je komt te overlijden en je ziel wordt als in een katapult in een eeuwigdurende baan geschoten dat over de hele wereld gaat, zonder ooit omhoog te stijgen om het felbegeerde hemelse paradijs of zelfs de Gehinnom te bereiken.
Kaf Haqela kan voor een onbepaalde tijd zijn en is het ergste wat er is.

Bron: Kaf Yashar hoofdstuk 39
Copyright © 2019 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.