18 Adar 5784 | 28 maart 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
De Chofets Chaim en de dibboek
Publicatiedatum: maandag 03 augustus 2020 Auteur: de redactie | 1.667 keer gelezen
Engelen en demonen, Redactie, Leven, dood en Opstanding der doden , Ziel, gilgoel [reïncarnatie] en geweten, Leer van de Chofets Chaim »
Ooggetuigen van de volgende gebeurtenis waren onder andere de belangrijkste Talmied van Chofets Chaim Gaon Rabbi Elchanan Bunim Wasserman [1875-1941] en bechoeriem van de Bronovitch Jesjiva.

In 1909 raakte een meisje bezeten van een dibboek nadat zij buiten uit de ton een slok water heeft gedronken. De reden waarom dit meisje bezeten raakte van de dibboek en waarom de dibboek - een meisje van 17 – via kaf haqelah in het meisje terecht is gekomen werd door de dibboek onder andere aan de vader van het meisje, Rav Wasserman - in bijzijn van de rabbijnen Elya Dushnizer, Yechurim Levovitz en Hirsch Levinson verteld. Aan hen vertelde de dibboek dat haar aanwezigheid in het lichaam van het meisje voor de dibboek veilig is, omdat de vernietigende sjediem en melachiem [die zij naar haar zeggen door haar eigen zonden heeft geschapen] haar van de ene uiteinde naar de andere uiteinde vervolgden. Deze veiligheid vergelijkt ze met de door de Torah aangewezen vluchtsteden die veiligheid boden aan iemand die een ander per ongeluk gedood heeft en voor bloedwraak moest vluchten [zie hiervoor Parasja Sjoftiem].

Op de vraag waarom zij in een onschuldig meisje is gevaren, reageerde ze stellig dat het slachtoffer niet geheel onschuldig is. Ze had water uit de ton gedronken zonder een broche over het water te zeggen. "Zij heeft de leeftijd dit te weten", was de verklaring. Dat was een opening voor de dibboek om bij haar binnen te komen.

Op de vraag hoe zij zelf in kaf haqelah terecht is gekomen, vertelde ze openhartig dat ze op haar twaalfde wees werd, maar niemand heeft de moeite genomen om zich over haar te ontfermen. Toen zij bij de christelijke gemeenschap terecht kwam en daar verzorgd werd, werd ze door Joodse kinderen voor "mesjoemmedeste" – ketter – uitgemaakt. Later kwam ze terug met haar gojsje vrienden en kreeg zij twee van de kinderen te pakken. Met blote handen heeft zij die twee gewurgd en de gojsje vrienden hebben de lichamen van de Joodse kinderen in een put gegooid. Paar jaar later overleed ze zelf op zeventien jarige leeftijd en werd door het Hemelse Bejt Din voor slechts vijftien jaar veroordeeld tot Kef Haqelah. Na vijf jaar kwam ze in het meisje - die Leah heet – terecht. De dibboek hoopte de laatste tien jaar van haar straf in het lichaam van Leah te kunnen uitzitten.

Zij vertelde verder dat zielen die Sjomer Sjabbat waren in Gehinnom op Sjabbat ook een rustdag hebben, maar zielen die niet Sjomer Sjabbes waren, kregen deze rust niet. Ze vertelde aan de rabbaniem dat Gehinnom hooguit twaalf maanden duurt, maar kaf haqelah kan voor een onbepaalde tijd zijn. Alle klippot moeten van de ziel afgevallen zijn alvorens de ziel het Gehinnom mag betreden om gezuiverd te worden. Ze legt uit klippot in *dit geval materie [zoehama] is dat na de dood nog steeds aan de ziel hecht.
Op de vraag of zij wist wie de Chofets Chaim was, zei zij dat hij een heilige man is. Rabbi Wasserman, op dat moment aan het woord, zei dat Chofets Chaim wilde dat zij uit het lichaam van het meisje zou gaan. Ze had wel een eis en deze luidde dat er een week lang kaddisj voor haar gezegd zou worden. Maar na een week kwam ze terug in het lichaam van het meisje en eiste vervolgens een jaar lang kaddisj. Toen dat werd toegezegd, verliet ze het meisje eens en voor altijd.
Later merkte Rav Wasserman op dat dit de Geleerden bedoelden met de opmerking: "de buitensporige zondaar zal zelfs bij de poorten van Gehinnom geen Tesjoeva doen" [Eruvin 19a].

Rav Dessler legt dit principe in Mivtach Meeliyahu als volgt uit. Wanneer iemand goede daden heeft gedaan maar niet spiritueel wil leven, zal zijn beloning ook niet van dien aard zijn. Het is onmogelijk of iemand die zich hecht aan deze wereld te belonen met Olam Haba. Immers, zodra hij dood gaat zal zijn voorkeur naar deze materiële wereld nog steeds niet veranderd zijn, omdat onze karakters en voorkeuren na de dood niet veranderen. Dus iemand die wel zijn leven lang naar spiritualiteit heeft verlangt en hard heeft gewerkt om dichter tot Hasjem te komen, zal als hij dood gaat diezelfde verlangen hebben. Olam Haba zal onbegrijpelijk geweldig voor hem zijn, omdat hij altijd gestreefd heeft naar de materiële en lichamelijke geneugten.

*Footnote: Een andere dibboek – Ezra genaamd – zei een bijna viertal eeuwen eerder tegen Rav Chaim Vital Calabrese – de rechterhand van de Ari ZA”L - dat niet alleen zijn zonde voor kaf haqelah zorgde, maar ook het feit dat zijn ziel verslaafd was aan zijn lichaam, waardoor hij niet kon opstijgen naar Sjamajiem om gezuiverd te worden van zijn zonden.

Rav Joseph Shlomo Kahaneman [de Ponovizer Rav] en dierbare vriend van Rav Wasserman,vertelde in 1969 aan Rav Usher Katzman dat hij aan de Chofets Chaim drie vragen over gilgoel van een dibboek heeft gesteld. Rav Kahaneman was zelf ook in het huis waar de dibboek uit Leah werd gesommeerd, maar omdat hij nog erg jong was, was hij erg bang.

Zijn vragen aan de Chofets Chaim luidden:
1. Waarom gebruiken dibboekiem vaak vulgaire woorden? Vroeger spraken de zielen in een gilgoel veel beschaafder en dikwijls over verheven onderwerpen.
2. Waarom moet een gilgoel van de dibboek in deze wereld plaatsvinden en niet in de wereld waar de zielen worden bewaard?
3. Is gilgoel een definitieve realiteit of is het bestaan van zulk fenomeen twijfelachtig?
De antwoorden van de Chofets Chaim op de vragen van de Ponovizer Rebbe waren als volgt.
Vroeger waren de zielen op een veel hoger niveau dan tegenwoordig. Het waren vaak ook zielen van hele hoge spirituele individuen. In die tijd was het normaal om over heilige verheven onderwerpen te spreken. De zielen van tegenwoordig zitten op zo'n laag niveau en gedragen zich daardoor veel lomper waardoor ze zich vulgair uitlaten. Zij spreken zoals ze spraken toen ze nog leefden.
Omdat de ziel vreselijk heeft gezondigd, daardoor erg grof is geworden en erg hangt aan het materiële, blijft aan het materie [zoehama] na zijn dood hangen. De ziel wilde het materiële bij zijn dood niet loslaten. Hierdoor is er in de andere wereld geen plek voor hen, omdat daar niets materieels bestaat dan alleen spiritueels.
De Chofets Chaim claimde tot slot dat gilgoel van een dibboek in andermans lichaam harde realiteit is. Hij is zelf ooggetuigen geweest van een dibboek die al meer dan twee duizend jaar in kaf haqelah zit, omdat hij de eerste steen naar Zacharjah Hanavi had gegooid.

Verder wenste Chofets Chaim hier niet verder over dit onderwerp uit te wijden en daarin volgen wij hem.
Pagina index:
Copyright © 2020 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.