2 Chesjwan 5785 | 03 november 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     Israël     Media     Publicisten     
De periode van de Sofriem (450-200 v.d.g.j.)
Publicatiedatum: woensdag 19 november 2003 Auteur: Redactie | 9.877 keer gelezen
Halacha, Geschiedenis/Gebeurtenissen, Redactie, Talmoed Tora »

Deze periode ving rond de tijd van profeet Ezra aan tot Sjimon ha-Tsaddiek (Simon de Rechtvaardige). Sofriem betekent schrijvers. Ezra was dus de 1e Sofeer. Deze periode is tevens de periode van de Perzische overheersing. Deze Sofriem stelden veel bepalingen op m.b.t. sociaal- en religieus terrein. Zij waren ook leraren: Zij lazen voor uit het boek, uit Gods wet, en gaven daarbij een toelichting. En zij legden uit wat er was voorgelezen, zodat iedereen het kon begrijpen. Toen het volk kennis nam van de inhoud van de wet, kreeg iedereen de tranen in de ogen. Maar gouverneur Nehemia, de priester Ezra, de kenner van de wet, en de levieten die uitleg hadden gegeven, zeiden: `Deze dag is aan de Heer, uw God, gewijd, het is een heel bijzondere dag. Er is dus helemaal geen reden voor rouw of tranen. Nechemja/Nehemia 8:8 en 9. De Sofriem onderwezen de traditionele Halachot van de Mondelinge Leer en legde het verband tussen de Mondelinge Leer en de Tora uit.

De Sofriem vormden de Grote Vergadering. Zij vormden leerstellingen en deze werden het volgende genoemd:

  • Mikra sofriem,
  • ittoer sofiem (beide Babylonische Talmoed Nedariem 37b),
  • Dikdoeké sofriem en
  • Diwré sofriem (beide Babylonische Talmoed Soeka 28a; Sanhedrin 88b)

De Talmoed vraagt zich in Babylonische Talmoed Kidoesjien 30a af waarom deze geleerden de Sofriem genoemd werden. Deze mensen namen de moeite om alle letters van de Tora te tellen. Een mooi voorbeeld is het volgende: de letter waw in het woord gachon (met dakje op de ´g´) is de middelste letter van de Tora (dit woordje komt uit Wa´jiqra/Leviticus 11:42: Het doet er niet toe of ze nu op de buik kruipen of zich op vier of meer poten bewegen, jullie mogen ze niet eten, want ze zijn bijzonder onrein). De stam van het woord sofeer, S-F-R, betekent o.a. tellen. Dit geeft aan dat er een nauwkeurige werkwijze bij uitleg en interpretatie nodig is wanneer met de Geschreven Leer bestudeert. De tradities van de Sofriem zijn via getalswaarde tot de rest van de Joden gekomen. En dit gegeven is gekoppeld aan het woord Sofriem. Ze werden Sofriem genoemd (Jeruzalemse Talmoed Sjekaliem 5:1), omdat zij de wetbepalingen van de Mondelinge Leer numeriek weergaven, zoals bijvoorbeeld: 5 categorieën (personen) mogen geen teroema (heffing van de landbouwproducten t.b.v. de priesterklasse) afscheiden en 5 categorieën zijn verplicht challa (eveneens een heffing t.b.v. de priesterklasse, maar nu van het deeg) af te zonderen.

Het woord Sofriem (sofeer) heeft, zoals we al aangaven, meerdere betekenissen. Deze term kan vervangen worden met de mannen van de Grote Vergadering. Deze term wordt ook gebruikt voor de mensen die de hele dag de Tora letterlijk overschrijven om deze op maandag, donderdag en tijdens de Shabbat voor te lezen in de Synagogen. Sofriem wordt ook gebruikt voor geleerden uit diverse perioden en voor diverse mensen met diverse functies in de Tempel, enz. Kortom: je kunt alle geformuleerde uitspraken en tradities van geleerden vanaf na Mosje tot aan de periode van Rabbi Jehoeda Hannassi Sofriem (woorden van de schrijvers) noemen. Om te ervoor te zorgen dat deze woorden van de Sofriem door het volk zeer serieus genomen zou worden, zegt Babylonische Talmoed Eroewiet 21b dat men moet oppassen voor de woorden van de Sofriem. Ja, nog meer nog dan voor de woorden van de Tora, omdat overtredingen van de ge- en verboden van de Tora geen doodstraf opstaat, maar wel bij overtreding van de woorden van de Sofriem. Dit n.a.v. Kohelet/Prediker 10:8: ...wie een muur (Sofriem) omverhaalt, kan door een slang worden gebeten...  De Sofriem stelden de muren en omheiningen rond de Wet vast. Dit zijn de woorden van de Tora en de woorden van de Tora behoeven geen bekrachtiging, maar dit zijn de woorden van de Sofriem, die wel extra bekrachtiging behoeven.´ Tosefta (aanvulling) op Ta´aniet 2:6. Babylonische talmoed Megilla 19b

 Ezra (Hebreeuws: JHWH helpt; ongeveer 500 v.d.g.j.)
In de latere Joodse traditie heeft Ezra een grote rol gespeeld. Hij is volgens de Talmoed de oprichter van de Grote Vergadering (Anshai Knesset ha-G´dolah: Sofriem),  een wetgevend lichaam van 120 leden, dat functioneerde tijdens en na de Perzische overheersing van ca. 500 tot ca. 300 v.d.g.j.

Volgens dezelfde bronnen heeft hij de definitieve tekst van de Tora (de vijf boeken van Mozes) vastgesteld en het vierkante Hebreeuws schrift ingevoerd. In de Babylonische Bawa Kamma worden de tien vorderingen van Ezra behandeld. Je moet je erbij voorstellen dat deze vorderingen ten behoeve was voor een rein leven ten aanzien van de Shabbat, de armen, ingetogenheid van de vrouw en make-up voor de vrouw.

Ezra stond niet al te positief ten opzichte van de Samaritaan. In de Talmoed worden zij Koetiem genoemd. De Samaritaan was een bewoner en van een gemengd volk in Koeta: het land rond  Sjomron (Samaria: vroegere naam voor Midden-Palestina). Kort na de wegvoering in de ballingschap van het merendeel van de oorspronkelijke bevolking (721 v.d.g.j.) werd een priester uit de ballingschap teruggezonden om onderricht te geven in de ware g´dsverering. Niettemin bleven andere goden, zoals de Babylonische god Nergal, vereerd (M´lakhim Beth/2 Koningen 17:25-34). Na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap werd de kloof tussen de Samaritanen en de inwoners van Jeruzalem steeds groter. De overlevering vertelt van een voortdurende vijandschap tussen Joden en Samaritanen.

Ezra sloot hen uit de Joodse gemeenschap. Dit op grond van het feit dat de Samaritanen niet serieus tot het Jodendom waren overgegaan. De Assyrische koning Sancheriew (Sanherib liet de Samaritanen in Koeta wonen en arbeiden zodat de koninklijke schatkist geen inflatie zou kennen in dit onbevolkte gebied. G´d zou leeuwen en beren op de Koetiem gestuurd hebben en deze mensen berichtten de koning en deze ging op zijn beurt raad vragen bij Joodse geleerden. De Joodse geleerden raadde hem aan hen terug te laten keren naar hun land, want toen de Joden daar woonden werden er geen leeuwen en beren door G´d op hen afgestuurd: ´het land neemt geen personen op die onbesneden zijn en zich niet bezighouden met de beoefening van de Tora´. Twee geleerden werden door de koning naar de Samaritanen gestuurd en zij besneden en onderwezen hen. Ze namen het aan, zij het met groot tegenzin maar bleven, zoals we al aangaven, hun afgoden trouw. Toen Ezra en Nechemja (Nehemia) terugkwamen in het Beloofde Land, hebben zij de hulp van de Samaritanen geweigerd om de Tempel te herbouwen. Hun antwoord was daarop dat de Samaritanen, de Koetiem, hun eigen Tempel bouwden. Maar Ezra zou m.b.v. Zeroebawel (Zerrubabbel: spruit van Babylon, de bouwer van de 2e Tempel: kleinzoon van koning Jojachin) en Jehoesjoea ben Jehotsadak 300 priesters met bazuinen en 300 kinderen met de Torarol in de hand verzameld hebben. Zo sloten zij de Koetiem buiten hun godsdienst. Deze Samaritanen zouden naast hun ontrouw naar G´d ook lichtelijk omgaan met de huwelijks- en scheidingswetten waardoor men er vanuit gaat dat er veel mamzeriem (onechtelijke kinderen) onder de Koetiem leefden. De Samaritanen bouwden hun eigen Tempel op de berg Gerizzim.

 Werkzaamheden
De mannen van de Grote Vergadering stelden gebedsformules en zedenspreuken (berachot) samen. Zij bepaalden dat de Shabbat ingeluid dient te worden (Kiddoesj) middels een berachot over de wijn uit te spreken en dat de Shabbat afsluiten (Hawdala) met lofzeggingen over een beker wijn. Zij vertaalden de TeNaCH (het Oude Testament: Tora- Schriftelijke Wet, Nebi´iem- Profeten en Chetoebiem- Geschriften) in het Aramees. Daarbij werd de TeNaCH in 24 boeken verdeeld die in overeenstemming waren met de 24 groepen kohaniem (priesters). De TeNaCH moest, bepaalden zij terecht, afgesloten worden, zodat er niets meer aan toegevoegd kon worden. De Sofriem stelden ook extra verzwaringen vast: de Tora verbiedt je te schrijven tijdens de Shabbat. De Sofriem verbieden je zelfs de pen of de potlood in je hand te nemen tijdens dit wekelijkse rustdag, want anders wordt je makkelijker verleidt om de gebod te overtreden (muq´tza).

De mannen van de Anshai Knesset ha-G´dolah vormden het Sanhedrin van die tijd. Ze waren alleen werkzaam in Jeruzalem en na de 1e Ballingschap heeft profeet Nechemja de Anshai Knesset ha-G´dolah uit 70 mannen samengesteld: profeten en niet-profeten. Deze 70 mannen werden tot 120 man aangevuld door discipelen en functionarissen. In die tijd werden zij leiders of vorsten genoemd: Toen liet ik de leiders van Juda op de muur bijeenkomen en stelde twee grote koren samen die in optocht over de muur moesten trekken. Nechemja/Nehemia 12:31.

Beweegverbod
De bron van het verbod verschillende zaken te bewegen is de Babylonische Talmoed Sjabbat 123b. Maimonides (Rabbi Mozes ben Maimon. Zie Geschiedenis van G´d: 6. de G´d van de filosofen) verklaarde het verboden die de Chagamiem instelden wat door de Tora wel geoorloofd werd. Mooi voorbeeld is het beweegverbod die afgeleid is van de volgende Bijbeltekst: Maak geen inbreuk op de sabbat, drijf dan geen handel. Die dag is aan Mij gewijd. Noem hem: Vreugdedag, een heilige dag ter ere van Mij. Staak je dagelijkse bezigheden, wees niet uit op winst, doe geen zaken. Dan zul je vreugde aan Mij beleven. Het land dat Ik Jakob in eigendom gaf, breng Ik weer in jullie macht, je zult er volop genieten. Ik, de Heer, heb gesproken.' Jesaja 58:13 en 14. De Chagamiem zeiden dat je zelfs op de Shabbat anders dient te lopen en over andere zaken dient te spreken dan dat je normaliter door de weeks doet. Omdat je weinig te doen hebt op de Shabbat, ben je geneigd dingen te doen waar je door de weeks niet aan toekomt. Denk eens aan een kleine interne verhuizing in je woning. Feitelijk gezien wordt dat door de Tora niet verboden. Om te verkomen dat door zulke handelingen de intentie van de Shabbat verloren gaat, staat in Maimonides Hilchot Sjabbat 24:12: opdat uw dienstknecht en uw dienst rusten zoals gij. Ten tijden van Nechemja werd de Misjnàh van het beweegverbod uit de Babylonische Talmoed onderwezen n.a.v. Nechemja/Nehemia 13:15-22 In die tijd zag ik dat sommige Judeeërs op de sabbat in de wijnpersen werkten, en bossen koren op ezels geladen op de sabbat Jeruzalem binnenbrachten, en ook wijn, druiven, vijgen en allerlei andere goederen. Ik waarschuwde hen toen zij levensmiddelen verkochten: Ook hadden zich er mensen uit Tyrus gevestigd die vis en allerlei koopwaar aanvoerden en ze op de sabbat aan de Judeeërs in Jeruzalem verkochten. Toen nam ik de vooraanstaande burgers van Juda onder handen en zei: `Het is verschrikkelijk wat u doet, u schendt de sabbat! Is dat niet precies hetzelfde als wat uw voorouders ook gedaan hebben en waarom onze God ons en deze stad zwaar heeft gestraft? Wilt u soms opnieuw zijn woede jegens Israël opwekken door de sabbat te schenden?' Zodra het op de avond voor de sabbat in de poorten van Jeruzalem donker werd, gaf ik bevel de deuren te sluiten en ze pas te openen als de sabbat voorbij was. Enigen van mijn mannen zette ik op wacht bij de poorten om elk vrachtvervoer op de sabbat te voorkomen. Toen enige handelaren en kooplui een paar maal de nacht buiten Jeruzalem doorbrachten, waarschuwde ik hen en zei: `Waarom brengen jullie de nacht voor de stadsmuur door? Als jullie het nog eens doen, laat ik jullie oppakken.' Van toen af bleven zij op de sabbat weg. Aan de levieten gaf ik opdracht zich te reinigen en de stadspoorten te bewaken, zodat de sabbat zijn bijzondere karakter kon behouden. Vergeet mij daarom niet, mijn God, heb medelijden met mij, groot is immers uw liefde. Men werd verboden bepaalde voorwerpen te bewegen met de bedoeling om de Shabbatovertredingen te beperken door de Shabbatwet te verzwaren (muq´tza). Volgens Maimonides werden het beweegverbod ingesteld om de Shabbat centraler in iemands leven te laten worden. Rabbi Awraham ben David (tijdsgenoot van Maimonides) denkt dat het beweegverbod ingesteld werd ter voorkoming van de schending van de draagverbod tijdens de Shabbat. Je mag tijdens de Shabbat namelijk niet iets van het privé-terrein naar openbaar terrein en visa versa dragen.

Uit liefde voor G´d is deze gezegde bekend geworden: ´de instelling van de Sofriem zijn meer geliefd dan de ge- en verboden van de Tora´ Jeruzalemse Talmoed Berachot 1:4; Sanhedrien 11:4. Hierdoor heeft het Joodse volk een diepere band met hun G´d en deze komt in uitdrukking door de instellingen van de geleerden te vervullen die de ver- en geboden van de Tora aanscherpen om overtredingen te voorkomen. Men heeft een innerlijke behoefte om hun liefde te uiten aan G´d.

Sjimon haTsaddiek (Simon de Rechtvaardige), de laatste van de mannen van de Grote Vergadering (ongeveer 300 v.d.g.j.)
Sjimon haTsaddiek was 1 van de laatste mannen van de door Ezra opgezette Grote Vergadering. De kernspreuk van Sjimon was: ´op drie principes berust de wereld: op de Tora, op de dienst voor G´d en op het verlenen van menslievende diensten´. Sjimon had ook belevenissen met de Koetiem. Alexander de Grote (345-323 v.d.g.j.; beschermer van de mens), de koning van Macedonië, werd op een dag door de Samaritanen benaderd en vroegen aan Alexander om toestemming om de Tempel van de Joden te vernietigen. Dat vond Alexander prima. Zo gezegd, zo gedaan. Maar Sjimon werd op de hoogte gesteld van dit plan. Hij trok zijn hogepriesterlijke kleding aan en trommelden edelen van Jeruzalem op die met brandende fakkels de nacht inliepen. Op weg naar het kamp van Alexander de Grote. Toen Alexander doorhad dat er een grote groep Joden op hem afkwamen, ontmoette Alexander Sjimon. Hij klom van zijn rijtuig en knielde voor Sjimon neer. Zijn generaals begrepen hier niets van en vroegen hem waarom hij dat deed. Alexander antwoordde dat hij vaak van Sjimon gedroomd had vlak voor grote veldslagen en deze man die in zijn droom voorkwam en zo op Sjimon leek, wenste hem voorspoed toe. Vervolgens vroeg Alexander aan deze groep Joden wat ze kwamen doen. Sjimon was zeer verontwaardigd over het feit dat Alexander de Samaritanen toestemming gaf hun Tempel te vernietigen. Dezelfde Tempel waar de Joden voor voorspoed voor het rijk van Alexander baden. ´Laat u zich toch niet ompraten door volkeren die het slecht met ons menen,´ zei Sjimon, ´ik doel op de Koetiem die bij u aanwezig zijn.´ Alexander gaf Sjimon een vrijbriefje met betrekking tot de Samaritanen en Sjimon liet het heiligdom van de Koetiem afbreken. Uit dankbaarheid naar Alexander de Grote toe, werden veel jongetjes naar Alexander vernoemd.

Tijdens de ambtjaren van Sjimon zou er 5 wonderen gebeurd zijn in de Tempel. Wonderen die niet eerder zijn voorgekomen en nooit meer gebeurd zijn: Babylonische Talmoed Joma 39a.

Pagina index:
Copyright © 2003 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.