17 Niesan 5784 | 25 april 2024
Artikelen
Jodendom in praktijk     Hasjkafa     Feest- en Gedenkdagen     Samenleving     Geschiedenis     Antisemitisme     IsraĆ«l     Media     Publicisten     
De geschiedenis van de Sefer Jetsirah
Publicatiedatum: woensdag 18 augustus 2010 Auteur: Redactie | 4.511 keer gelezen
Kabbalah, Redactie »

Dan is het weer stil rond de Sefer Jetsiràh. We maken een stap naar profeet Jermijahoe (Jeremia). Jermijahoe zou op een dag in een badhuis geweest zijn waar opdat moment homosexuelen vertoefden. Ze raakten aan de praat èn deden de daad. Later zou de dochter van Jermijahoe ook gebruik hebben gemaakt van het badhuis, waar het zaad van haar vader nog in het water zou zitten. Volgens de overlevering zou zij daardoor zwanger geraakt zijn en een zoon ter wereld gebracht hebben, waar Jermijahoe zowel de vader als de opa van was. De zoon heette Ben Zera; zoon van het zaad. Maar Jermijahoe schaamde om die naam en maakte daarvan Ben Sirah. Jermijahoe zou graag de mystieke technieken van de Sefer Jetsiràh hebben eigen willen maken, maar zou zich hebben vermaand dit niet in zijn eentje te doen. Zijn zoon Ben Sirah zou zijn compagnon geweest zijn. Zij zouden een golem hebben geschapen die zijn niet hebben bewaard. Ben Sirah zelf kreeg ook een zoon: Uziël. Uziël kreeg een zoon die hij Jozef ben Uziël noemde. Jozef ben Uziël zou een commentaar geschreven hebben van de Sefer Jetsiràh. Dat zou de 1e versie van het boekje geweest zijn. Dit speelde zich rond de tijd van de 2e Tempel af. Het was tevens t.t.v. de Grote Vergadering waar de laatste boeken van de Oude Testament in het Bijbels canon gevoegd werd. Deze Grote Vergadering hebben ook het Algemeen Hebreeuws Gebed ‘gecomponeerd'. Net als de Sefer Jetsiràh is dit gebed niet op papier geschreven, maar mondeling door gegeven.

De Talmoedische Periode
Het schijnt dat de Sefer Jetsiràh in de Talmoed genoemd wordt. In de Talmoedische Periode werd de Sefer Jetsiràh mondeling overgeleverd, dat zelfs een boek werd ingelijfd dat bij wijsgeer gebruikt werd. De 1e referentie van de Sefer Jetsiràh is geschreven door Rabbi Jehosjoea ben Chananja. Hij schreef: ‘ik kan met de Sefer Jetsiràh moezen van een pompoen veranderen in prachtige bomen.' Deze rabbi was een van de belangrijkste volgelingen van Rabbi Jochanan ben Zakkai (stierf ongeveer om en nabij 73 ndgj.). Zakkai was leider van alle Joden na de vernietiging van de 2e Tempel. M.b.t. de Merkavàh-mystiek, was Rabbi Chananja de belangrijkste volgeling van Rabbi Zakkai. Uiteindelijk werd Rabbi Chananja de grootste expert op het gebied van het occulte van zijn tijd.

Het kabbalistische boek Bahir werd door een school voortgebracht waar Rabbi Nehunia ben Hakanah de leider was. Rabbi Chananja ontving van Rabbi Hakanah deze traditie en deze tradities zijn weer aan de volgende rabbi's doorgegeven:
De traditie begon bij Menachem. Menachem was de vice-president van de Sanhedrin (hoogste Joodse religieuze gerechtshof). Hij zou, volgens geschiedschrijver Flavius Josephus, bij de Essenen aangesloten zijn geweest. Menachem zou koning Herodus als kind hebben gezien en voorspeld hebben dat hij koning zou worden onder het Romeinse regime. Doordat Herodus een sympathie had voor Menachem, moest Menachem uit de Sanhedrin stappen. Omdat waarschijnlijk Menachem een Essener was, gaat men ervan uit dat de Essenen op de hoogte waren van de mystieke tradities en de Essenen zouden het zelfs hebben doorgegeven aan de Talmoedische Meesters. Josephus beweerde dat de Essenen gebruik maakten van namen van engelen en zij zouden de toekomst hebben voorspeld. Dit d.m.v. diverse louteringen en methoden van de Profeten. Zij zouden door Josephus vergeleken worden met de Pythagoreeërs, leden van de Griekse wijsgerige school n.a.v. Pythagoras. De Sefer Jetsiràh bevat elementen van de Pythagoreeërs; wat wederom aangeeft dat de Sefer Jetsiràh niet kosjer is. De teksten van de Sefer Jetsiràh zouden in deze Talmoedische Periode door de Essenen bewaard zijn.

Menachem gaf de traditie door aan Rabbi Hakanah. Deze gaf het weer door aan rabbi Chananja. Chananja gaf het weer door aan de beroemde Rabbi Akiba (stierf ongeveer rond 135 ndgj.), de grootste expert op het gebied van de mystiek. De auteur van de Sefer ha-Zohar, Rabbi Simeon bar Jochai was 1 van zijn volgelingen. Rabbi Akiba zou van bepaalde technieken uit de Sefer Jetsiràh de auteur zijn. Alleen zijn deze dingen niet opgeschreven, maar mondeling zijn overgeleverd. Alle overleveringen werden woord voor woord gecontroleerd, zodat alles precies werd overgeleverd. De meesters gaven een bepaalde vorm van studie, zodat de volgelingen het woord voor woord herinnerden. Dit wordt ook wel herkend als de 1e Misjnàh.

Omdat de Sefer Jetsiràh nooit ècht gepubliceerd was, maar de persoonlijke aantekeningen en manuscripten wèl bewaard zijn gebleven, zal dat waarschijnlijk de reden zijn waarom er diverse versies van dit boekje bestaan. Verschillende versies zijn door verschillende meesters onderwezen. De Misjnàh was in 204 ndgj. voor het eerst uitgegeven door Rabbi Jehoeda haNassi (135 tot 220 ndgj). Het is zeer waarschijnlijk dat de Misjnàh verwezen werd naar de Sefer Jetsiràh:
‘de geheimen van het scheppen, Maässieth Beresjieth, zullen waarschijnlijk niet verklaard worden in het bijzijn van 2 volgelingen, en de geheimen van de Merkavàh, Maässieth Merkavàh, zullen waarschijnlijk niet verklaard worden in het bijzijn van 1 volgeling, ondanks zijn wijsheid en inzicht.' De Maässieth Merkavàh wordt beschouwd als de meest esoterische mystiek. Rabbi Jehoeda hannassi oftewel ‘Rebbi', was bekend met de Merkavàh. Daarom zou hij waarschijnlijk ook bekend zijn geweest met de Beresjieth (geheim) van de Sefer Jetsiràh.

Een generatie later zouden twee volgelingen van Rebbi iedere vrijdag, voor de Sabbat, middels de Sefer Jetsiràh, een kalf scheppen die zij opaten. Wat voor ons logisch is, is de verklaring dat zij meditatief een kalf schiepen, i.p.v. een stoffelijke. G'd is voor ons immers de Enige Die iets stoffelijks scheppen kan wat leeft. Maar het meditatieve scheppen van het kalf en het meditatief opeten zouden net zoveel voldoening geven alsof zij het kalf echt schiepen en opaten. De kabbalist Avraham Abulafia (1240- na 1297) bevestigde de bovenstaande verklaring, wat gelijk ‘de scheppingstalenten' van de aartsvader Avraham zal verklaren!

Rav (Abba Arikhta/vader Arikhta) was een volgeling van Rebbi. Hij onderwees de geheimen aan Rav Jehoeda (220-299 ndgj.). Rav Jehoeda was de oprichter van de Babylonische academie in Pumpadita. De Talmoed spreekt over hen als de ouders van Pumpadita die dichterlijk beschreven staan (tanu) in de Maässieth Beresjieth. Hierdoor kunnen we ervan uitgaan dat de Sefer Jetsiràh al eens was opgeschreven. Naast zijn kennis van de mysteriën van de Sefer Jetsiràh, Rav Jehoeda had diepe kennis van de mystieke betekenis van de Hebreeuwse taal. Hij was van mening dat men niet in het Aramees moest bidden, maar in het Hebreeuws.
Ondanks er rabbi's waren die zowel de Maässieth Merkavàh als de Maässieth Beresjieth beheersten, werd de Merkavàh op andere academici onderwezen en zij waren niet van elkaar op de hoogte m.b.t. de disciplines. Daarom wordt de Sefer Jetsiràh niet in de Sefer Hechalot, literatuur van de Merkavàh, genoemd. Om dezelfde reden wordt de Sefer Jetsiràh slechts zijlings in de Sefer ha-Zohar vermeld.

Wéér een generatie later, Rava (299-353 ndgj) was de oprichter van de Babylonische academie van Mechuza. Hij zei eens: ‘wanneer een rechtschapen persoon zou willen, zou hij een wereld kunnen scheppen.' Zijn partner was Rav Zeira, de heilige van Babylon, die over zulke sterke mystieke krachten beschikte, dat hij met zijn voeten in vuur kon staan, zonder zijn voeten te verbranden. Omdat het een keer mis ging, werd hij ook wel ‘de kleine man met de verbrande voeten' genoemd.

Er wordt in de Talmoed verteld dat Rava een golem schiep en hij zond de golem naar Rav Zeira. Omdat Rav Zeira wist dat de golem niet kon praten, zei hij tegen de golem dat het weer tot stof moest worden. De Sefer Bahir zegt ook dat een golem niet spreken kan, omdat G'd de Enige is Die een mens kan scheppen die praten kan. In het Hebreeuws is ‘Rava schiep een mens' RaBhA BaRA GaBhRA. Dat heeft een letterwaarde van 612. Dat is 1 letterwaarde minder dan 613, wat staat voor botten en bloedvaten van het menselijk lichaam. De golem die Rava schiep was minder dan een mens. ‘Ik zal scheppen zodra ik spreek' is ABRA K'ADaBRA: abracadabra. Dat is een oude bezwerings- of toverformule; het woord werd in de vorm van een gelijkzijdige driehoek geschreven en wel in elf regels, die telkens één letter minder bevatten. Het zou kwalen kunnen verdrijven.

Teksten en commentaren
We hebben al aangeven dat de Sefer Jetsiràh diversie versies kent. We gaan de 4 belangrijkste bespreken, met de vermelding van de 1e commentator:

  1. De Korte Versie: in de 11e eeuw geschreven door Donash.
  2. De Lange Versie: in de 10e eeuw geschreven door Shabbatial Donnelo
  3. De Saadia Versie: in de 10e eeuw geschreven door de eerder genoemde Saadia Gaon. Deze lijkt op de Lange Versie, maar de coupletten staan op een ander volgorde. De meeste kabbalisten erkennen deze versie niet.
  4. De Gra-(Ari) Versie: de Gra-Versie is in de 18e eeuw geschreven door Rabbi Eliahu Gaon van Vilna. Dit waarschijnlijk n.a.v. de Ari-Versie van Rabbi Isaäk Luria (1533- 1572). Hij is de grondlegger van het moderne Kabbalisme.

Wanneer we alle versies van de Sefer Jetsiràh zouden willen noemen, dan zouden we op dozijnen versies uitkomen. De Gra(-Ari) Versie is de populairste versie onder de kabbalisten. Deze versie willen we gaan bespreken in dit verslag. De rest laten we rusten. 

Als de verzen van de Tora in chronologische volgorde geschreven zouden zijn, zou iedereen die het leest in staat zijn een wereld te scheppen, de dood te laten herleven en het verrichten van wonderen"

 Rabbi Elazar ben Padat

©Jodendom-online 2010

«      1   |   2   |   3   
Copyright © 2010 Jodendom Online
 
 
Contact Zoeken Noachieden Online Beheer
 
Copyright © 2024 Jodendom Online. Alle rechten voorbehouden.